Tabel 14. Regionale verdeling van de Nederlandse zeevarenden (in procenten196 kamer Zeeland Zuid-Holland Noord-Holland rest Amsterdam 1,5 13,1 64,4 21,0 Zeeland 43,7 24,3 11,7 20,3 Delft 0,7 86,2 4.5 8,6 Rotterdam 1,4 82,1 5,7 10,8 Enkhuizen 1,4 8,2 68,1 22,3 Hoorn 1,7 9,4 67,9 21,0 totaal 10,1 27,9 43,5 18,5 Voor de Hollandse kamers is dit percentage veel hoger. Ook het aantal Zeeuwen in dienst van de andere kamers is uiterst gering. Geconcludeerd kan worden dat in de 18e eeuw slechts 10% van de Nederlandse zeevarenden in dienst van de VOC uit Zeeland afkomstig was. Misschien mag op grond van deze cijfers vast gesteld worden dat Zeeland in de 18e eeuw nauwelijks nog een zeevarend gewest genoemd kan worden197? Het aantal Zeeuwen dat bij alle kamers te zamen werkzaam was, bereikte in het midden van de 18e eeuw een dieptepunt. Echter, na 1760 begon het aantal Zeeuwen relatief weer toe te nemen. Dit gebeurde in een periode dat voor de Compagnie als geheel, dus ook voor de kamer Zeeland, het aantal buitenlanders relatief ook toenam. Geconcludeerd kan worden dat na 1750 het aantal Zeeuwen dat voor de Compagnie voer zowel absoluut als relatief is toegenomen. Omdat het aandeel van de buitenlanders ook toenam in de loop van 18e eeuw, zal dit grotere Zeeuwse aandeel vooral ten koste van de overige Nederlanders zijn ge gaan. Zoals hierboven al opgemerkt is, voeren slechts weinig Zeeuwen op de schepen van de andere kamers: er zullen dus meer Zeeuwen zijn gaan varen voor de eigen kamer. De Walcherse steden Middelburg en Vlissingen verzorgden bijna 70% van het Zeeuwse aandeel in de personeelsvoorziening van de Compagnie198. Het aandeel van de stad Middelburg van bijna 50% is opvallend te noemen: in vergelijking 196. Jansen en De Wilde.'Zeevarenden', 37 tabel 16. 197. Ibidem, 17. 198. Totaal aantal zee- en ambachtslieden geworven door de Compagnie in Zeeland in de 18e eeuw. Middelburg Vlissingen Totaal aantal aantal Zeeland 1700 158 52,7 72 24,0 298 1750 119 47,0 47 18,6 253 1710 155 58.5 46 17,4 265 1760 175 52,7 34 10,2 332 1720 131 42,4 71 23,0 309 1770 139 43,6 64 20,1 319 1730 126 45,5 55 19,9 277 1780 38 60,3 5 7,9 63 1740 102 40,0 55 21,6 255 1790 141 49,0 62 21,5 288 Middelburg gemiddeld 49,2% en Vlissingen gemiddeld 18,4%. Zie:Bruijn,'De personeelsbehoefte van de VOC', 238 noot 41; Jansen en De Wilde,'Zeevaren den', 29 tabel 12. 102

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1989 | | pagina 132