aan de oostzijde van de rijksweg Aardenburg-Eede en sluit aan op eerdere opgra vingen in dit stadsdeel in de jaren 1976-1978 (Hof van Buize I) en de jaren 1972- 1974 (Oude Stad) (fig. 2). Hiermee is in het totaal een noord-zuid gerichte strook van ca 35 m breed en 300 m lengte onderzocht. Het in 1988 opgegraven gedeelte is 80 m lang en ligt hemelsbreed ruim 400 meter verwijderd van de oostelijke poort van het eigenlijke castellum. De aard van het vondstmateriaal en de grond sporen komen geheel overeen met die van de eerder genoemde opgravingen. De opbouw van het bodemprofiel kan als volgt worden beschreven (fig. 3): (van onder naar boven) pleistoceen zand waarop een veraarde veenlaag met een dikte van ca 25 cm. Op dit veen bevindt zich het Romeinse oppervlak. Het niveau heeft een dikte van ca 15 cm en bevindt zich gemiddeld op een halve meter boven N.A.R. Het is afgedekt en ten dele geerodeerd door een zavelige kleiafzet- ting (Duinkerke II). Het sediment heeft zich afgezet uit een grillig oost-west door de opgravingsputten lopende en zich tot 2 meter diep in het pleistocene zand in snijdende geul. Op het geulsediment bevind zich een ca 1 m dikke (ophogings)laag met sporen uit de Late Middeleeuwen. De sporen van Romeinse activiteit bestaan uit een waterput, een drietal kuilen (fig. 2, letters A-D; fig. 4)6 en een groot aantal meer of minder goed bewaard ge bleven 'stookplaatsen' (fig. 2, nrs 1-9). Deze stookplaatsen hebben een door snede van 1-1,5 m en zijn opgebouwd uit een laag gestorte scherven en dakpan nen. Ook tuf- en kalksteenbrokken komen voor (vooral nrs 5 en 7). Het geheel wordt afgedekt met lemige zavel welke rood verbrand is. Helaas is de boven bouw die informatie zou kunnen verschaffen over de eigenlijke stookruimte steeds verdwenen. Bij nr. 1 en 2 is nog iets van een toevoer(?) te zien, bij nr. 1 en ten zuiden van nr. 9 werd de indruk gewekt dat een stuk leisteen met deze toe voer verband hield. Rondom de oventjes bevinden zich terreinverhardingen en afvallagen. Op sommige plaatsen zijn de afvallagen rijk aan schalen van oesters en mosselen7. Herhaalde malen werd ook steenkoolgruis waargenomen8. Aan de zuidzijde van het terrein komt een concentratie 'oventjes' voor waarbij de tus senliggende ruimte opgevuld lijkt te zijn met uitgeruimd haardmateriaal en een de inzet van vele vrijwilligers kan van een zeer geslaagde operatie worden gesproken. Ook de bijdrage van de Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland (AWN) afd. Zeeland kan in dit verband niet onvermeld blijven. 6. De waterput was tot 1,80 m onder het toenmalige oppervlak ingegraven. De constructie be stond uit vier hoekbalken van eikehout verbonden door trekbalken halverwege de hoogte die met pen-en-gatverbinding in de staanders waren bevestigd (eveneens eikehout). De buitenbe kleding bestond uit 25 cm brede gekliefde planken (berkehout)(houtdeterminatie drs L.I. Kooi- stra, ROB). De inhoud van de put bestond uit een zwarte humeuze vulling waarin het volgende werd aangetroffen: Organisch materiaal: verteerde mosselschelpen; stukjes touw; fragmenten van 5 leren spijkerschoenen (type calceus; Groenman-van Waateringe type A 1 en 2; Van Driel type IC en 2B; determinatie drs J. Hoevenberg, ROB), doppen van walnoten; resten van mest kevers (Geotrupes spiniger, determinatie drs T. Hakbijl, IPP) en dierenbotten. Mobilia: frag menten van een bronzen wijnschep met bijbehorende zeef (voor afbeelding zie Van Heeringen 'Verborgen Zeeland'; bronzen schaal en mantelspeld; fragmenten van dakpannen en enkele zeer kleine fragmenten importaardewerk. 7. Een monster verzameld rondom het ovencomplex nr. 8 leverde de volgende soorten op: oester; halfafgeknotte strandschelp; kokkel en mossel (determinatie W.J. Kuiper, Instituut voor Prehistorie, Rijksuniversiteit Leiden). Al deze soorten komen in het kustgebied van Zeeland voor en zullen door de Romeinse bewoners van Aardenburg gegeten zijn. Vooral de oester wordt in veel Romeinse nederzettingen aangetroffen. 8. Determinatie dr H. Kars, Amersfoort. Helaas is de herkomst van steenkool niet te bepalen, zie Trimpe Burger, 'steenkool'. 133

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1989 | | pagina 163