cretiseren en met name aan te geven welke adressen waren genoemd en welke leerlingen zouden willen getuigen. Kersten, die wel begreep dat hij zich op drijf zand had begeven, antwoordde dat hij zich niet geroepen voelde het onderzoek te leiden en zond het schoolbestuur in december 1929 zonder verder commentaar een brief van de oud-leerlingen Kik en Van As. Deze zeiden de adressen in kwes tie niet meer te weten. Unger zou in de lessen hebben gezegd, dat de oud-gere formeerden de gehele wereld in pacht wilden hebben en naar hun pijpen wilden laten dansen, dat het Kersten in 1928 niet gelukt was de Olympiade tegen te hou den en dat Unger dikwijls met het spotlied over de Olympiade het leslokaal was binnengekomen. Het bestuur besloot nu tot een gesprek met Unger om de kwestie op te lossen9. Deze ontkende daarbij het gezegde over de Olympiade; hij had ds Kersten en zijn opvattingen nooit belachelijk gemaakt, en zei integendeel een diep respect te hebben voor deze gezindte. Naar zijn mening gaven de leerlingen door hun eigen gedachtensfeer een verkeerde uitleg aan op zich zelf onschuldige uitlatingen. Naar aanleiding van de opvatting van het bestuur dat hij te loslippig was, zegde hij toe voortaan een dubbel slot op zijn ijiond te leggen. Hij verklaarde dat de be wering dat hij in de lessen zoveel 'kletst' hem op zijn beurt ernstig had gegriefd. Verder had hij er steeds naar gestreefd zo objectief mogelijk te zijn, ongeacht zijn politieke richting. Het bestuur verklaarde het incident hiermee voor gesloten. Hoewel op zichzelf weinig belangrijk, geeft het voorval ons wat meer inzicht in Ungers persoon en optreden aan het begin van zijn loopbaan. Het pleit voor hem dat zijn lessen minder saai en vormelijk waren dan in het algemeen het geval was in die tijd. Toch bleef het onderwijs voor hem een noodoplossing en toen zich in 1932 de mogelijkheid voordeed het archivariaat van Middelburg in een volledige betrekking om te zetten, bedacht hij zich geen ogenblik. Archivaris van Middelburg (1918-1944) en regionaal-historisch onderzoek Bij zijn benoeming tot archivaris van Middelburg trof Unger een in hoofdzaak geordend, maar nog weinig benut archief aan. Zijn taak was vooral het ontsluiten van de rijkdom aan gegevens die dit stadsarchief bevatte. Achteraf bezien kun nen we niet dankbaar genoeg zijn dat iemand van zijn eruditie en werkkracht op deze post terechtkwam vóór de tragische verwoesting van het archief in mei 1940. Gedurende de eerste periode van zijn archivarisschap bewerkte Unger een aan tal kleinere bestanden van het archief. Achtereenvolgens verschenen inventaris sen van de archieven van de gilden en beurzen, de kerken en kloosters en van de op het archief aanwezige reeksen retroacta van de burgerlijke stand, inventaris sen die nu nog slechts een getuigenis afleggen van de rijkdom aan materiaal dat in dit stadsarchief voorhanden was. Uitermate belangrijk was Ungers werk voor de uitgave Bronnen voor de ge schiedenis van Middelburg in den landsheerlijken tijd, een project van de in 1904 ingestelde Commissie voor 's Rijks Geschiedkundige Publicatiën. Het in 1904 door deze commissie opgestelde overzicht van mogelijke edities omvatte ook de uitgave van bronnenmateriaal betreffende een middeleeuwse stad, een exempla- 9. RAZ, Archief van de Vereniging voor Handelsonderwijs, inv. nr. 3, notulen 7 januari 1930. 8

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1989 | | pagina 38