Zeeland. Aanvankelijk bestemd om in boekvorm te worden uitgegeven, versche nen zij in het Archief van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen. Met betrekking tot het geo-morfologisch onderzoek van Zeeland stelde Unger zich aanvankelijk wat sceptisch op. Naar zijn mening moest dit onderzoek vooral in samenwerking met de historici plaatsvinden wilde het tot een goed resultaat leiden13. Behalve met zijn eigen publikaties maakte Unger zich ook verdienste lijk als redacteur. In 1942 werd hij benoemd tot secretaris van de redactie van het Archiefhij vervulde die functie tot 1959. Beoefening van de sociaal-economische geschiedenis Al vóór zijn promotie publiceerde Unger enige studies op het terrein van de his torische demografie. Op dit gebied mag hij een Nederlandse pionier worden ge noemd. In 1913 verscheen van zijn hand een demografische studie over Hulst in de 15e eeuw14 en in 1915 kwamen soortgelijke studies uit over Leiden en Dor drecht. Reeds in 1914 pleitte hij voor de vorming van een economisch-historisch archief in zijn artikel 'Een Nederlandsch Archief voor den handel'. Daarin stelde hij voor niet slechts bescheiden betreffende ondernemingen te verzamelen, zoals in kringen van de pas opgerichte Nederlandsche Handels-Hoogeschool te Rotter dam werd voorgestaan, maar in de archieven van belangrijke handelssteden als Amsterdam en Rotterdam systematisch archiefmateriaal met betrekking tot han del en nijverheid te verzamelen, inclusief complete bedrijfsarchieven. Hiermee was hij een voorloper van de Vereniging Het Nederlandsch Econo misch Historisch Archief, waarin hij later ook belangrijke functies vervulde. In 1923 werd hij lid van de Raad van Advies, in 1930 tevens lid van de Commissie voor publikaties en in 1956 lid van het Algemeen Bestuur. Hij publiceerde ook belangrijke bijdragen in het Economisch Historisch Jaarboek van de vereniging, onder meer zijn verhandelingen over de Verenigde Oostindische Compagnie en over de geschiedenis van de slavenhandel. Belangrijk waren ook zijn bronnenuitgaven op economisch-historisch gebied. Voor zijn bronnenuitgave betreffende Middelburg in de landsheerlijke tijd had hij al sinds 1918 contacten met de Rijkscommissie voor Vaderlandse Geschiedenis. De Rijkscommissie vroeg hem in 1927 de door Z.W. Sneller begonnen Bronnen tot de geschiedenis van den handel met Frankrijk te voltooien15. Deel I daarvan verscheen in 1930 en een supplement in 1942. In 1930 kreeg hij de opdracht tot uitgave van bronnen betreffende de tol van Yersekeroord. De kopij was in 1932 gereed, maar tengevolge van de bezuinigingen op de rijksbegroting kon dit deel pas in 1939 worden gedrukt. In 1931 deed Unger een voorstel tot uitgave van bronnen voor de geschiedenis van de handel met het Iberisch schiereiland, ter 13. Zie bijvoorbeeld zijn bespreking van A.W. Vlam, Historisch-moifologisch onderzoek van eenige Zeeuwsche eilanden (Leiden 1942) in het Tijdschrift voor Geschiedenis 58 (1943) 229- 231. In een bespreking van De kust van Walcheren van M.P. de Bruin (Middelburg 1954) merkte hij nog op: 'Met instemming vermelden wij de opmerking, al is zij niet gloednieuw, over "het keurslijf van transgressie en regressie stadia, waarin de bodemkundigen de water staatsgeschiedenis willen persen", een opmerking die overigens tegelijk een sneer op de oor spronkelijkheid van de auteur inhield (Ned. Archievenblad 62, 1957/58, 154-155). 14. 'De oudste Nederlandsche bevolkingsstatistiek'. Zie de bibliografie. 15. Verslag van de Commissie voor 's Rijks Geschiedkundige Publicatiën 1927,4. 10

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1989 | | pagina 40