Rijkarchivaris in Zeeland (1944-1954) en inspecteur van de gemeente- en water schapsarchieven (1944-1963) Na de brand van mei 1940, die met het stadhuis van Middelburg het gehele stadsarchief in de as legde, was Unger een archivaris zonder archief geworden. Het was voor hem, die als geen ander inzicht had in de rijkdom en de betekenis van het Middelburgse stadsarchief, een zware slag. Dezelfde oorlog die deze rampspoed veroorzaakte, bracht hem echter ook een nieuwe werkkring. De rijks archivaris in Zeeland, mr A. Meerkamp van Embden, was in 1942 op grond van zijn positieve instelling ten opzichte van het nationaal-socialisme tot burgemees ter van Middelburg benoemd, zodat de functie van rijksarchivaris in Zeeland vrij kwam18. Al dadelijk werd Ungers naam genoemd voor het vervullen van de vacature, maar de aanwezigheid van een interne kandidaat veroorzaakte compli caties. De pro-Duitse secretaris-generaal van het departement van Onderwijs en Wetenschappen, prof. dr J. van Dam, schreef de president van de Nederlandsche Kultuurraad, prof. dr. G.A.S. Snijder, dat hij op advies van de algemeen rijksar chivaris mr O. Bijlsma voornemens was Unger te benoemen, met voorbijgaan van de bij het rijksarchief in Zeeland werkzame mej. dr D.A. Felix. Hij over woog daarbij dat het de voorkeur verdiende een man te benoemen en dat Unger in wetenschappelijk opzicht ver uitstak boven mej. Felix. Snijder was het hier mee eens en wees er in een brief aan Meerkamp van Embden op, dat de be kwaamheden van mej. Felix niet voor het rijksarchief verloren gingen, wanneer Unger zou worden benoemd. Meerkamp van Embden deelde die mening niet en reageerde in een vertrouwelijk schrijven als volgt: Van bijzonder belang voor het archiefwezen acht ik den geestelijken inslag van mej. Felix. Een omvangrijke en diepe kennis der philosophie maakte haar ontvan kelijk voor de beginselen van het nationaal-socialisme, waarvan zij een overtuigd aanhangster is geworden. Ook het archiefwezen zal steeds meer arbeid ten bate van bredere volkslagen te verrichten krijgen en juist een geleerde als Dr. Felix bezit de geschiktheid om geheel aan de nieuwere eisen te voldoen. Tijdens mijn ambtsperiode besprak ik met haar plannen om volksche waarden van groot belang uit de archieven tevoorschijn te halen. Ik ben er van overtuigd, dat zij dit denk beeld met lust en energie zal verwezenlijken als zij de positie heeft verworven, die haar naar mijn overtuiging ten volle toekomt. De geest van het corps archiefamb tenaren dient zich ingrijpend te wijzigen. Mej. Felix acht ik wèl, Dr. Unger niet in staat hierbij leiding te geven. De gelegenheid doet zich thans voor een sleutelposi tie te bezetten op een wijze, die het volk zoowel als de wetenschap ten goede zou komen. Daarom oordeel ik het in de hoogste mate gewenscht, dat Mej. Dr. Felix wordt benoemd tot Rijksarchivaris in Zeeland. Snijder liet zich door dit betoog overtuigen, maar de Kultuurraad volgde hem niet in zijn ommezwaai. In een stafbespreking van 3 februari 1944 werd afge sproken dat Van Dam een benoemingsbeschikking ten gunste van Unger met het dossier ter medeparafering zou toezenden aan dr B. Vollmer, de leider van de 18. De gegevens over de opvolging van Meerkamp van Embden zijn ontleend aan: J. Steur, 'Nationaal-socialistische plannen met het archiefwezen'. Nederlands Archievenblad 55 (1950/51)76-82. 12

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1989 | | pagina 42