Heeringa verschenen en op bewerking wachtten nog het archief van de Rekenka mer van Zeeland en de archieven van de gewestelijke besturen na 1795. Wegens de grote schade die het archief van de Rekenkamer in 1940 had opgelopen, be perkte Unger zich bij dit fonds tot een bestandsopname en concentreerde zich verder op de inventarisatie van de archieven van de gewestelijke besturen. Een oriëntatie in het totaal van de archieven over de periode 1795-1814 bracht hem tot het inzicht dat de periode van inlijving bij Frankrijk (1810-1814) afzonderlijk behandeld diende te worden. Mede omdat hem in verband met pensionering nog maar een beperkt aantal jaren voor deze taak was bemeten, beperkte hij zich tot de archieven van de gewestelijke besturen over de jaren 1795-1810. Hij hield daarbij nauwgezet vast aan het herkomstbeginsel, ook al waren in verband met overlappingen van de archiefvormende bestuursinstellingen wel eens kunstgre pen noodzakelijk. Het lukte hem inderdaad nog dit werk af te ronden. De inven taris van de archieven van de gewestelijke besturen verscheen in 1956. Ook vol tooide hij de in 1945 begonnen inventarisatie van de handschriften, de losse aanwinsten en bestanden die niet als zelfstandige archieven of verzamelingen waren aan te merken. Naar aanleiding van zijn aanstaande pensionering werd Unger in 1953 benoemd tot officier in de orde van Oranje-Nassau. Vanouds was de functie van rijksarchivaris in Zeeland gecombineerd met de provinciale inspectie van de archieven van gemeenten en waterschappen in de provincie. Vooral de oorlog en de watersnoodramp gaven hem als inspecteur veel werk. Unger placht zich op de fiets naar de archiefbewaarplaatsen te begeven, en nog menigeen bewaart het beeld van zijn rijzige gestalte met plusfour en rijglaar zen op weg naar de plaats van bestemming. Bijzondere resultaten van zijn arbeid in deze functie, die hij tot 1963 uitoefende, zijn overigens niet te vermelden. Zijn positie en werkzaamheid als rijksarchivaris brachten ook een grotere be trokkenheid bij de archivistiek. In 1944 trad hij toe tot de redactie van het Neder- landsch Archievenblad, het mededelingenorgaan van de Vereniging van archiva rissen in Nederland. In 1947 werd hij benoemd tot adviserend bestuurslid van deze vereniging ten behoeve van hel contact tussen bestuur en redactie. In het Nederlands(ch) Archievenblad verschenen sinds 1945 vele artikelen van zijn hand: besprekingen van inventarissen, bijdragen over de archivistiek en berichten over het archiefwezen in het buitenland. In 1958 legde hij het redacteurschap neer maar bleef nog tot zijn overlijden in 1963 de kroniek verzorgen20. Conservator van de historisch-topografische atlas 'Zelandia Illustrate' (1921- 1960) Het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, in 1769 opgericht als genoot schap van nuttige kunsten en wetenschappen ter bevordering van de maatschap pelijke vooruitgang, ontplooide zich in de negentiende eeuw meer tot een histo risch genootschap. Bij de verzamelingen kwam dit tot uiting door een toenemende aandacht voor historische voorwerpen. In het kader van deze ont wikkeling werd in de eerste helft van de negentiende eeuw ook een bescheiden verzameling topografische prenten en tekeningen gevormd, die in 1863 de direc- 20. Verslag van de 66e algemene ledenvergadering op 19 september 1958. Nederlands Ar chievenblad 63(1958/59) 2. 14

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1989 | | pagina 44