teuren van het Genootschap motiveerde tot aankoop van een belangrijke collectie kaarten, prenten en tekeningen. De familie De Witte van Citters te Den Haag be schikte over een belangrijke historisch-topografische atlas, in hoofdzaak tot stand gebracht door mr Jacob Verheye van Citters (1753-1823). Diens zoon, Laurens de Witte van Citters (1782-1862), had in zijn testament bepaald dat de collectie na zijn overlijden tegen taxatiewaarde aan het Zeeuwsch Genootschap te koop moest worden aangeboden. Het enthousiasme was dadelijk zeer groot. Men wist vaag van het bestaan van de verzameling, die na de dood van Jacob Verheye van Citters op de zolders van het door hem bewoonde kasteel Popkensburg onder St Laurens was blijven liggen. Na bezichtiging van de ca. 3000, in negen portefeuil les geborgen kaarten, prenten en tekeningen was het besluit snel genomen: de di recteuren brachten de gevraagde 1300 dadelijk bijeen en van het kleinste be standdeel groeide de historisch-topografische verzameling ineens uit tot het belangrijkste onderdeel van de verzamelingen. Een eerste zorg was nu het toegankelijk maken van het materiaal door het sa menstellen van een catalogus. Die veelomvattende arbeid werd ter hand geno men door M.F. Lantsheer en na diens vertrek uit Zeeland voortgezet door F. Nagtglas. Zij volgden bij de catalogisering de ordening door Verheye van Citters: een indeling op grond van de beschrijving van Zeeland in de Tegenwoordige Staat van Isaac Tirion. Op deze wijze was er indeling naar provincie, eilanden en steden, waarbij ieder onderdeel in feite een zelfstandige eenheid vormde. In de volgende decennia onderging de Zelandia Illustrata een aanzienlijke uit breiding. De fraaie collectie stimuleerde de leden om deze verder aan te vullen met materiaal uit eigen familiebezit, en ook werd veel op veilingen aangekocht. Door al deze uitbreidingen ontstond langzamerhand een onoverzichtelijk ge heel zodat er stemmen opgingen om tot een algehele herordening te komen. Een eerste initiatief in die richting werd genomen door de conservator K. Hee- ringa. Hij zocht de oplossing van het probleem in de eerste plaats in een afsplit sing van het kaartmateriaal. Als rijksarchivaris bood hij aan, de getekende kaar ten in bruikleen te nemen en tegelijk met het in het rijksarchief aanwezige kaartmateriaal te catalogiseren. Als conservator stelde hij tegelijkertijd voor de gedrukte kaarten aan de Provinciale Bibliotheek in bruikleen af te staan om met de daar aanwezige collectie kaarten te worden geïnventariseerd. Het bestuur van het Genootschap aanvaardde dit voorstel en de bruiklenen werden met ingang van 1914 geëffectueerd21. In 1916 verscheen de inventaris van kaarten en teke ningen van het rijksarchief, waarin nu de getekende kaarten van het Genootschap waren opgenomen. Heeringa werd in 1921 benoemd tot rijksarchivaris in Utrecht. In de vacature van conservator werd nu Unger benoemd, toen sinds kort gemeentearchivaris van Middelburg. Een van zijn eerste werkzaamheden was een algehele oriëntatie, die samenviel met het verzoek een overzichtsartikel te schrijven voor het ge denkboek ter gelegenheid van het 150-jarig bestaan van het Genootschap in 1919. Daartoe verdiepte Unger zich in de ontstaansgeschiedenis van de verzame ling. Hij wist te achterhalen dat de collectie op een 17e-eeuwse kerncollectie terug ging en door opeenvolgende eigenaren successievelijk was uitgebreid, vooral door Jacob Verheye van Citters, die er behalve aankopen een aanzienlijke 21. Jaarverslag Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen 1913/14, Archief ZGW 1914, XXII. 15

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1989 | | pagina 45