naar Rijswijk te verhuizen ten dele ook zijn oorsprong in deze onaangename af
faire. Hoe dit zij. het was een triest einde van onafgebroken werkzaamheid voor
het Genootschap in verschillende functies gedurende meer dan veertig jaren.
Na ettelijke decennia zijn we in de gelegenheid een minder geëmotioneerd
oordeel te vellen over de geschetste gebeurtenissen dan de personen die er des
tijds bij betrokken waren. Niet omdat de geportretteerde nu eenmaal de held van
het verhaal dient te zijn. maar vanuit een afstandelijke beschouwing van de 're
volte' van 1959 meen ik dat Unger de zaken juist beoordeelde: een minder over
haaste en geleidelijke overgang was te prefereren geweest. Het is gemakkelijk
doelstellingen en organisaties op papier te ontwerpen; de praktijk is vaak geheel
anders. Van de in 1959 geuite wensen is maar heel weinig in vervulling gegaan
en waardevolle elementen zoals de wetenschappelijke activiteiten in relatie tot de
verzamelingen gingen teloor. Men realiseerde zich in 1960 niet dat er in het Ge
nootschap een lange traditie van op elkaar inwerkende activiteiten bestond, waar
uit niet straffeloos schakels konden worden weggenomen. Bij een geleidelijke
aanpak was een zorgvuldiger afweging mogelijk geweest.
Laatste jaren
Zoals gezegd vestigde Unger zich in 1960 in Rijswijk. Niet alle banden met Zee
land sneed hij af. Zo bleef hij de functie van provinciaal inspecteur van de ge
meente- en waterschapsarchieven nog uitoefenen. Verder wijdde hij zich aan zijn
belangrijke publikatie over de Nederlandse slavenhandel. In het Economisch His
torisch Jaarboek van 1961 verscheen daarvan het tweede deel, handelend over
de slavenhandel van de Middelburgse Commerciecompagnie. Ook was hij in
deze jaren nog redacteur van het Nederlands Archievenblad.
Een lang leven was Unger in zijn nieuwe plaats van vestiging niet meer be
schoren. Op 23 maart 1963 kwam hij plotseling te overlijden ten gevolge van een
hartinfarct.
Na overlijden van zijn echtgenote in 196731 bleek dat beiden een testamentaire
beschikking hadden getroffen waarbij hun vermogen werd bestemd voor een
fonds ter bevordering van de beoefening van de sociaal- economische geschiede
nis, te beheren door het bestuur van het Economisch Historisch Archief. Dit
fonds, naar de stichters het Unger-Van Brero Fonds genoemd, heeft al veel on
derzoek en publikaties op het gebied van de sociaal-economische geschiedenis
mogelijk gemaakt, waaronder ook enige uitgaven van het Genootschap.
Zo heeft het Genootschap thans ter gelegenheid van zijn honderdste geboorte
dag nog meer reden zijn vroegere secretaris, conservator en redacteur Willem
Sybrand Unger dankbaar te gedenken.
31. Zij had zich in 1965 te Hattem gevestigd en overleed op 28 februari 1967 te Zwolle.
22