pagnie vervoerde hoofdzakelijk dure luxe goederen3. Daarnaast lijkt het erop dat
de winsten behaald in de slavenhandel gering waren4. Dit wordt bevestigd door
de lage veilingopbrengsten van de Middelburgsche Commercie Compagnie
(MCC), de grootste slavenhaler van de Republiek5. We kunnen dus wel conclu
deren dat de VOC de belangrijkste pijler van het Zeeuwse scheepvaartbedrijf
buiten Europa vormde.
Ook tijdgenoten waren zich terdege bewust van de grote betekenis van de
VOC voor Zeeland. De raadpensionaris van Zeeland L.R van de Spiegel schatte
in 1785 dat de Oostindische produkten een kwart van de goederen uitmaakten
die Zeeland werden uitgevoerd. Alleen allerhande landbouwgewassen hadden
een hogere uitvoerwaarde6. Enkele jaren later zou de VOC-bewindhebber Daniël
Radermacher het volgende sombere beeld schetsen van wat er zou gebeuren in
dien de Compagnie failliet zou gaan: 'Grotere vermindering van inkomsten en
vermindering van lasten, de gedwongen verhuijsinge der ingesetene na elders,
een derde part der huijsen zonder inwoonders...'7. De bewindhebber heeft een
profetische blik gehad. Tien jaar na de ondergang van de VOC blijkt inderdaad
ongeveer een derde van de huizen in Middelburg verlaten te zijn8.
Het belang dat de Oostindische handel voor Zeeland heeft gehad staat echter
niet in verhouding tot de geringe aandacht die hieraan geschonken is in de litera
tuur, dit in tegenstelling tot de kaapvaart en slavenhandel. Daarnaast is het be
lang van de Westindische handel voor Zeeland steeds overschat. In het werk van
Unger dat enig licht werpt op de economische ontwikkelingen van Zeeland in de
17e en 18e eeuw wordt de mening geuit dat de WIC voor Zeeland een veel gro
tere rol gespeeld heeft dan de VOC9. Dat dit beeld een hardnekking leven be
schoren is blijkt wel uit de Encyclopedie van Zeeland waar nog steeds valt te
3. De schepen gebruikt in de Nederlandse slavenhandel waren kleine schepen die over het al
gemeen tussen de 75 en 90 voet groot waren. Daarentegen rustte de kamer Zeeland met name
grote retourschepen uit van 145 of 160 voet. De schepen gebruikt in de slavenhandel waren dus
ongeveer de helft kleiner dan de retourschepen van de VOC. Zie: V. Enthoven,'De Nederlandse
koopvaarders gebruikt in de achttiende-eeuwse Atlantische slavenvaart'. Onuitgegeven onder
zoeksverslag, R.U. Leiden, 19 en 20; DAS I, 52-54; L.R. Priester, De Nederlandse houding ten
aanzien van de slavenhandel en slavernij 1596-1863. Het gedrag van de slavenhandelaren van
de Commercie Compagnie van Middelburg in de 18e eeuw. Scriptiereeks CRGZ 2 (Middelburg
1987) 206 bijlage 1.
4. Van de 101 slavenreizen van de Middelburgsche Commercie Compagnie waarover gege
vens beschikbaar zijn, waren er 42 verliesgevend. Verder meldt een memorie van de WIC om
streeks 1750 grote verliezen bij particuliere reders in Vlissingen en Middelburg. Zie: W.S.
Unger,'Bijdrage tot de geschiedenis van de Nederlandse slavenhandel' II, in: Economisch en
Sociaal-Historisch Jaarboek 28 (1958-1960) 3-148, aldaar 90-91; L.C. Vrijman, Slavenhalers
en slavenhandel (Amsterdam 1937) 181.
5. In de periode 1722-1780 brachten deze veilingen ongeveer 23.700.000 op tegen ruim 240
miljoen voor de kamer Zeeland. Zie: J.P van der Voort, De Westindische plantages van 1720 tot
1795. Financiën en handel (Eindhoven 1973) 248 e.v. en bijlage X en XIII.
6. G.W. Vreede, Mr. Laurens Pieter van de Spiegel en zijn tijdgenoten (1737-1800) (4 dln,
Middelburg 1874) I, 497 bijlage LIV.
7. ARA, Radermacher, inv. 224, brief van Daniël Radermacher aan zijn medebewindhebbers
(1789).
8. M. Wintle.'De economie van Zeeland in 1808'. Archief Zeeuwsch Genootschap 1985, 94
e.v. en D.S.S. Coronel, Middelburg voorheen en thans. Bijdrage tot de kennis van den voorma-
ligen en tegenwoordigen toestand van het armenwezen alhier (Middelburg 1859) 356.
9. W.S. Unger, De geschiedenis van Middelburg in omtrek. (Middelburg 1954) 52-54.
50