lezen dat voor Zeeland de handel op West-Indië veel belangrijker was dan de
handel op de Oost10.
Door het ontbreken van een groot aantal bronnen, zowel in het VOC-archief in
Den Haag als in Middelburg, kan van de kamer Zeeland van de VOC in dit arti
kel slechts een klein aantal aspecten behandeld worden. Zo zal niet worden inge
gaan op de goederenhandel van de kamer. Ook kan niet worden onderzocht
welke uitstraling de kamer Zeeland had naar de Zeeuwse economie. Wat wel
wordt behandeld is een schets van de organisatie en de inrichting van de com
pagnie in Nederland en in het bijzonder te Middelburg. Verder zullen de
Zeeuwse bewindhebbers voor het voetlicht treden. Wie waren deze heren, welke
belangen hadden zij in het bedrijf en welke relatie bestond er tussen hen en de
(lokale) politiek. In hoofdstuk drie komt de financiering van de kamer aan de
orde. Hierin zal met name aandacht worden besteed aan de financiële problemen
van de compagnie die vooraf gingen aan de ondergang van het bedrijf. Als laat
ste wordt gekeken naar de kamer Zeeland als werkgever. Hoe groot was de di
recte werkgelegenheid die door de Compagnie aan Zeeuwen werd geboden,
zowel in de Republiek als overzee.
I. OPRICHTING EN ORGANISATIE
In de loop van de 16e eeuw was Lissabon, vanwege de Portugese vaart op Azië,
de Europese stapelmarkt van specerijen geworden. Ondanks de oorlog tegen
Spanje en de embargomaatregelen van koning Filips II, die sinds 1580 ook in het
bezit was van de Portugese kroon, was het nog steeds mogelijk voor de Neder
landse schepen om de begeerde specerijen in Lissabon te halen. Na 1591 echter
werden de Nederlanders hier van uitgesloten. Men kon de specerijen alleen nog
via de agenten van de Portugese distributeurs in steden als Middelburg en Am
sterdam kopen. Tegelijkertijd bleven de aangeboden hoeveelheden ver achter bij
de vraag; prijsstijgingen waren het gevolg.
Door deze ontwikkelingen leek de tijd aangebroken voor de Noordnederlandse
handelaar om de aanvoer van peper en andere produkten uit Azië in eigen hand
te nemen. De mogelijkheden hiertoe - kapitaal en kennis - waren in de Noorde
lijke Nederlanden ongetwijfeld in voldoende mate aanwezig. Kapitaal was door
zowel de komst van de Zuidnederlandse vluchtelingen als door de gestegen rijk
dom in het noorden voorhanden. Ook de route naar Azië was in de Republiek be
kend, enerzijds door cartografen als Petrus Plancius, anderzijds door reisversla
gen gemaakt door Nederlanders in Portugese dienst, zoals Dirck Gerritz en Jan
Huygen van Linschoten11.
10. Encyclopedie van Zeeland (3 dln. Middelburg 1982-1984) II, 315.
11. DAS 1,1-2.
51