De Voorcompagnieën Op initiatief van de in Veere woonachtige Zuidnederlandse vluchteling Balthasar de Moucheron werd voor het eerst een vloot uitgerust om de specerijen uit Azië zelf te halen. Voor de weg naar Azië werd vooralsnog een andere route dan de door de Portugezen gebruikte zuidelijke route (om Kaap de Goede Hoop) ge zocht. Men meende namelijk dat er een zeeweg ten noorden van het Europees- Aziatische continent was: vele malen korter, gezonder en, door het ontbreken van vijandelijke schepen, ook veiliger. Maar na een drietal expedities, in 1594, 1595 en 1596 - waaronder de overwintering op Nova Zembla door Willem Barentsz. en Jacob van Heemskerk (1596-1597) - werd het duidelijk dat men niet op de goede weg was. Bovendien keerden in 1597 drie Hollandse schepen terug, die via de zuidelijke route wel een succesvolle tocht naar Azië hadden gemaakt. On danks de magere financiële resultaten van deze vloot was het ene succes door slaggevend. De mogelijkheid van vaart op Azië was aangetoond12. Na terugkeer van deze vloot onder leiding van De Houtman begonnen koop lieden in verschillende steden vloten voor te bereiden. In Middelburg werd de Middelburgse Compagnie (MC) opgericht, met burgemeester Adriaen ten Haeff als grote man. In Veere ontstond de Veerse Compagnie (VC) rond Balthasar de Moucheron. De scheepvaart op Azië ontwikkelde zich bijzonder snel; tot 1602 werden 65 schepen, verdeeld over 15 vloten uitgezonden. Het Zeeuwse aandeel in de uitredingen door deze zogenaamde voorcompagnieën lag tussen 15 en 18%13. De explosieve groei van de vaart op Azië had het gevaar in zich om weer even snel in het tegendeel om te slaan. Met name tussen de Zeeuwen en de Amster dammers ontstond een felle concurrentie. Er werd wel gezegd dat:...sij malcan- der de schoenen van de voeten en het geld uit de buidel zeilden'14. Deze strijd veroorzaakte een stijging van de inkoopprijs van de specerijen in Azië, terwijl door het grotere aanbod de verkoopprijs in Europa daalde en de winstmarges kleiner werden. Dit, gecombineerd met stijgende equipagekosten, bracht de eco nomische haalbaarheid van de vaart op Azië in gevaar. Van alle voorcompag nieën zou uiteindelijk alleen de grote Amsterdamse Compagniewinstgevend zijn15. Het waren vooral economische motieven die de Staten-Generaal en de lands advocaat van Holland, Johan van Oldenbarneveld, ertoe brachten om de verschil lende kooplieden tot samenwerking te bewegen. Vooralsnog stuitte samenwer king op grote bezwaren, vooral van de kant van de Zeeuwen, die uit een niet geheel ongerechtvaardigd wantrouwen tegen een Amsterdams overwicht tegen stribbelden. Samengaan vond wel op regionaal niveau plaats: in 1600 sloot een aantal deelnemers van de Veerse Compagnie zich bij de Middelburgers aan en 12. Gaastra, De geschiedenis van de VOC11-14. 13. Van de 15 uitgeruste vloten, kwamen er vier uit Zeeland, oftewel 27%. Het aantal Zeeuwse schepen was echter in verhouding minder, 12 van de 65 schepen; dus 18%. Uitgedrukt in de grootte van de schepen was het aandeel der Zeeuwen waarschijnlijk nog minder, circa 15%. Op grond van de beschikbare gegevens - van 11 van de 65 schepen is de grootte niet be kend - is een schatting gemaakt. Zie: DAS II, 2 e.v. 14. Roos, Zeeuwen21. 15. H. den Haan, Moedernegotie en grote vaart. Een studie over de expansie van het Hol landse handelskapitaal in de 16de en 17e eeuw (Amsterdam 1977) 111-113. 52

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1989 | | pagina 82