Tabel 1Geschat inkomen per bewindhebber per kamer (in guldens)56
kamer
1641/42 1642/43 1643/44 1644/45 1645/46 1646/47
Amsterdam
Zeeland
Overigen
3.725 5.446 3.748 3.667 3.053 3.751
3.104 4.538 3.123 3.056 2.544 3.126
1.300 1.945 1.338 1.310 1.090 1.340
De bewindhebbers zullen van deze nieuwe regeling niet veel slechter gewor
den zijn. Sedert 1602 was de administratieve staf met het bedrijf meegegroeid en
per bewindhebber werden er enige honderden guldens per jaar aan personeels
kosten betaald. Deze kosten moeten dus nog worden afgetrokken van de bedra
gen gegeven in tabel 1. In de 18e eeuw werd het tractement van de bewindheb
bers van de kamer Zeeland verhoogd tot 3.00057.
Naast het tractement kregen de bewindhebbers een onkostenvergoeding voor
allerlei activiteiten. Zo was er een reis- en dagvergoeding voor het bijwonen van
de verschillende vergaderingen in Amsterdam en Den Haag, de 'Reys en teerkos
ten'. Voor een reis met het Compagniejacht naar Holland kreeg een bewindheb
ber, afhankelijk van het aantal reizigers aan boord, een vergoeding van 6 a
858. Bij een gewone vergadering van het 'Haags Besogne, werd onder de veer
tien deelnemers - tien bewindhebbers, twee advocaten en twee beëdigde hoofd
participanten - om twaalf uur 's middags een bedrag van 45:10 als dagvergoe
ding onder de aanwezige heren verdeeld. Op woensdag en zaterdag werd dit
bedrag verdubbeld en werd 91 verdeeld en 's zondags werd in het logement
van de Compagnie te 's-Gravenhage nog eens 6:10 aan de aanwezige heren
verstrekt59.
Veel belangrijker dan deze onkostenvergoedingen voor het inkomen van een
bewindhebber waren de verschillende emolumenten en andere inkomsten. Voor
een bedrijf met de omvang van de VOC zullen de mogelijkheden hiertoe nage
noeg onbeperkt geweest zijn. Welke omvang de emolumenten precies gehad heb
ben is niet te zeggen, maar het moet zeer aanzienlijk geweest zijn. Een voor
beeld: de vier bewindhebbers van het departement van de koopmanschappen
verdeelden in het najaar van 1788 het afval van de 350 ossen die geslacht zouden
worden. Dit zal hun ongeveer 1.000 per persoon hebben opgebracht. In de 18e
eeuw konden de bewindhebbers van de koopmanschappen, afhankelijk van het
jaar, jaarlijks 2.700 a 5.400 verdelen60. Deze bedragen zijn marginaal in ver-
56. De 1%-provisie was over de jaren 1641/42 tot en met 1646/47 respectievelijk 148.996,
217.858, 149.943, 146.715, 122.112 en 150.056. Deze bedragen werden over de ver
schillende kamers in de gebruikelijke verhouding verdeeld. Zie: De Korte, De financiële ver
antwoording6.
57. RAZ, M-P-TvP, inv. 227Agtiende taux op de ambten over de Oost Ind. Comp..
58. ARA, Radermacher, inv. 40, Reglement voor de Heren Gecommmiteerden Bewindheb
beren met de binnenlandse jagten de declaratie van de reys- en teerkosten.
59. ARA, Radennacher, inv. 50, (2-3-1725).
60. De ossen die aan de kamer Zeeland geleverd werden moesten minimaal 600 pond wegen.
Over de periode 1728-1737 was het gemiddelde gewicht van een os 643,3 pond. In dezelfde pe
riode werden er tussen de 505 en 706 ossen per jaar aan de kamer geleverd. Het vleesafval
(poten, koppen enz.) bracht in 1746 5 a 6 duiten per pond op. Volgens het abatoir te Leiden is
ongeveer 40% van het gewicht van een rund afval. In de periode 1728-1737 bracht het vleesaf
val dus jaarlijks tussen de 2.700 en 5.400 op. Bron: RAZ, M-P-TvP, inv. 286, Notitie van de
verdeeling der afvallen uit 350 ossen.... (1788); ARA, Radermacher, inv. 280, Stukken be
treffende het slaan van ossen; inv. 278, Stuk over de opbrengst van het vleesafval (1746).
63