JAARVERSLAG VAN DE HOOFDCONSERVATOR OVER 1988 Met betrekking tot de samenstelling van de Commissie voor de Verzamelingen melden we allereerst de benoeming van dr R Scherft tot honorair conservator in de ledenvergadering van 14 december 1988. Dr Scherft is sinds 1978 bij de Ze- landia Illustrata betrokken, eerst als beheerder, daarna als conservator van het Genootschap. Hoe vruchtbaar de samenwerking en werkzaamheid zijn geweest bewijzen de vele jaarverslagen van zijn hand. Honorair conservatores hebben alle rechten als conservator, geen plichten. We hopen dat dr Scherft nog vaak van zijn i-echten gebruik zal maken met zijn deskundige inbreng. In dezelfde vergadering werden drs F.F.X. Smulders en de heer R. Struyk tot conservator benoemd voor respectievelijk de boeken en handschriften en de na tuurhistorische voorwerpen. Ondergetekende heeft in verband met dissertatieonderzoek tijdelijke ontheffing van het hoofdconservatorschap gevraagd, wat hem met ingang van 1 oktober 1988 is verleend. Mw. Binkhorst, conservator Zelandia Illustrata, is om hierin te voorzien, met ingang van genoemde datum tot hoofdconservator benoemd. 1988 is een voorspoedig jaar geweest voor de verzamelingen. Aangezien vrijwel alle gemeenten positief reageerden op een subsidieverzoek voor aankoop van een exemplaar van het Speculum Zelandiae kon definitief tot aankoop worden beslo ten. Voorts kon op een veiling te Middelburg een fraai zilveren inktstel uit 1801 wor den aangekocht, waarover meer in het desbetreffende verslag. Belangrijk was ook de verwerving van een aantal voorstudies voor de serie aqua rellen van de inundatie van Walcheren door Waalko J. Dingemans. In totaal werd voor 26.346,- aangekocht. De begunstigers brachten 4.385,- bijeen, de leden 5.550,- voor het Begunstigersfonds, terwijl een actie voor de aankoop van het inktstel 3000,- opbracht en 9.065,- aan subsidies werd ontvangen. Ten behoeve van de exposities uit de Zelandia Illustrata werden in eigen beheer panelen vervaardigd, waarvan het eerst gebruik gemaakt werd bij de tentoonstel ling over de watersnoodramp van 1953, te Zierikzee gehouden. In de relatie tot het Zeeuws Museum ontstond grote spanning door het voorne men van het provinciaal bestuur de Zeeuwse Museumstichting tot een provin ciale dienst om te vormen. Dit dreigde de in 1960 overeengekomen bestuurlijke medezeggenschap van het Genootschap te beëindigen. Het Genootschap heeft in dezen het standpunt ingenomen slechts de in de statuten voorziene opheffing te willen respecteren en in een dergelijke situatie opnieuw over het bruikleen van de verzamelingen te beslissen. Zowel het stichtingsbestuur als de Statencommissies spraken zich echter tegen opheffing uit, zodat het Museum als zelfstandige stichting zal blijven voortbe staan. Wel zal het personeel met het oog op de rechtspositie in dienst van de Pro vincie komen, onder gelijktijdige detachering bij de Museumstichting als be voegd gezag. Het Zeeuws Biologisch Museum, dat sinds 1985 in de exploitatie van het Zeeuws Museum was opgenomen, zal in 1989 weer worden verzelfstandigd. Het bruikleen van het Genootschap bij het Zeeuws Museum blijft intact, aangezien het exposeren van de 'dode natuur' onder dit museum blijft ressorteren. In een tweetal artikelen in het Zeeuws Tijdschrift is vanuit het Genootschap een visie op het toekomstig beleid gegeven. De formulering van het beleid van het XI

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1989 | | pagina 13