gaaten' in groepjes aan dek komen. Als het verblijf van een groepje was gerei nigd, konden andere delen schoongemaakt worden49. Het schoonmaken begon rond 10 uur 's morgens, om 's middags op tijd klaar te zijn. Dan kon de vochtig heid nog voor de nacht uit de slavenverblijven trekken. Gallandat merkt op dat het zeer dienstig is dat men 'buskruid in brand steekt, rookingen en bespriengin- gen met azijn of limoenzap int werk stelt en daarna zoo veel frisse lucht ver schaft als mogelijk is, om daardoor des te schielijker de vochtigheid te doen ver vliegen'50. Ook de slaven moesten zo schoon mogelijk gehouden worden. Zij moesten zich, als het buiten tenminste niet te koud was, elke dag wassen met zeewater. Daarna moesten ze het lichaam inwrijven met vers water, wat citroensap, brande wijn en palmolie, om het nadelige effect van het zoute water op te heffen51. De gene die zich niet wilde wassen moest daartoe gedwongen worden. Ook moest regelmatig het hoofdhaar van de slaven geschoren worden, om allerlei ongedierte zoveel mogelijk tegen te gaan. De slaven werden aan boord zoveel mogelijk in beweging gehouden. Zij moesten vaak helpen met schoonmaken, of ander werk doen52. Een andere lichaamsoefening was het dansen of baljaren, zoals dat toen ge noemd werd. Hiervoor werden uit Afrika trommels en andere instrumenten mee genomen53. Dit dansen verschafte de slaven een 'bijzonder vermaak', en was te- gelijktertijd geschikt om de slaven in beweging te houden, hetgeen 'grootelijks tot derzelver welstand en gezondheid bevorderlijk is'. Wel moest men er op let ten dat de slaven die uit verschillende delen van Afrika afkomstig waren niet met elkaar in contact zouden komen. Slaven hielden niet van vreemdelingen, en de verschillende groepen konden elkaar ook niet verstaan. Dit zou tot onlusten kun nen leiden54. Het dansen werd echter niet door alle negers zo leuk gevonden. Sommigen wilden niet meedoen. Zij moesten dan maar gedwongen worden: 'deden de slaven dansen en zingen'55. Maar ondanks dansen en werken was de bewegingsvrijheid van de slaven toch steeds erg beperkt. Vooral de mannen hadden weinig mogelijkheden om te bewe gen: zij waren de hele reis geboeid. In het begin van de reis werden ze extra goed vastgehouden, omdat anders de kans bestond dat ze zouden ontsnappen. Ze werden met voetboeien vastgezet, of twee aan twee aan elkaar gebonden. Ook later tijdens de reis, als men de slaven niet vertrouwde, werden ze extra goed ge boeid. Bij een dreigende opstand kon een ketting door ieder geboeid paar getrok ken worden. En als men deze ketting vervolgens oprolde, werden de slaven dicht tegen elkaar gedrukt, en konden ze zich vrijwel niet meer bewegen56. 49. Vrijman, Slavenhalers, 103. 50. Gallandat, 'Onderrichtingen', 445-446. 51. Van Andel,'Geneeskunde', 628. 52. Gallandat, 'Onderrichtingen', 445-446. 53. Van Dantzig, Nederlandse aandeel, 103; Van Andel, 'Geneeskunde', 628-629. Van Andel merkt op dat dit van een juist psychologisch inzicht getuigt. Uit de bronnen blijkt echter telkens weer, dat het niet in eerste instantie ging om wat de slaven leuk vonden, maar dat het de bedoe ling was, hen in beweging te houden. Hierdoor zouden ze meer weerstand hebben tegen ziek ten. En vooral als remedie tegen de scheurbuik werd lichaamsbeweging aangeraden. 54. Gallandat, 'Onderrichtingen', 455. 55. Unger, 'Slavenhandel', 56. 56. Gallandat, 'Onderrichtingen', 441. 84

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1990 | | pagina 114