reeds al een jaar en '/z oud waaren dus hard en min of meer branderig begonden
te worden', en, zo merkt hij iets eerder al op. de slaven zijn 'zeer subtyl van in
gewanden'65. Afgezien van het feit dat de bonen oud waren, werden ze ook nog
aangetast door allerlei ongedierte. Gallandat raadt aan om deze insecten met
zwaveldamp te doden. Het beroken van de levensmiddelen met zwaveldamp zou
volgens hem geen schade aan de levensmiddelen toebrengen, maar wel alle aan
wezige insecten doden66.
Ook het water was moeilijk goed te houden. Het uit het vaderland meege
voerde water lijkt verschillende stadia van bederf te hebben doorgemaakt, omdat
er steeds weer andere insecten in verrotten. Deze 'ziekte van het water' kon wel
3 a 4 keer op een reis voorkomen. En als het water dan eindelijk goed was, was
er toch niet genoeg meer om de oversteek naar Amerika mee te beginnen. Men
was dus wel gedwongen om in Afrika water in te laden. Hierin zaten echter weer
andere insecten, die allerlei ziekten, zoals dysenterie, konden veroorzaken. Het
water uit Afrika werd over het algemeen gevaarlijker geacht dan het uit Neder
land meegevoerde water. Wel wist men dat men het water, door het te koken, kon
zuiveren. Het was echter onmogelijk om aan boord van een schip alle water te
koken alvorens het te drinken. Men heeft, zegt Gallandat, 'dikwils moeyte ge
noeg om het zelve alleenlyk voor de zieken gekookt te krygen'67. Het rantsoen
water was voor de slaven 3 a 4 mutsjes (1 mutsje 1,5 dl.) na de beide maaltij
den. Dit betekende dus dat een slaaf per dag ongeveer een liter water kreeg. Veel
is dit natuurlijk niet, als men bedenkt in welke benauwde omstandigheden een
slaaf moest leven68.
In Afrika werd niet alleen vers water ingeslagen; er werden ook allerlei le
vensmiddelen gekocht, zoals pisang en limoenen. Hierdoor konden de slaven
langzamerhand aan de scheepsgort en de paardebonen wennen, en bovendien
waren dergelijke vruchten goed tegen de scheurbuik69. Het dagelijks voedsel
werd soms ook met andere levensmiddelen aangevuld. Zo werd wel eens een
'koeybeest' of een varken geslacht. Uit het journaal van de Zeemercuur II blijkt
dat er tijdens de oversteek haaien werden gevangen, om die aan de slaven tot
voedsel te geven: 'vangen een haey gaven de slaefven'70. Maar hoewel het, voor
zover dit is na te gaan, lijkt dat de slaven het wat voedsel betreft aan boord van
de Zeemercuur II het beste hadden, waren ook deze slaven nooit tevreden. Enigs
zins teleurgesteld merkt de chirurgijn van dat schip op, dat er 'zulken haard in de
slaaven zit die nooyd vergenoegt zijn'71.
65. Archief MCC, inv. nr 1418, d.d. 2 dec. 1792.
66. Van Andel, 'Geneeskunde', 630; Gallandat. 'Onderrichtingen', 446.
67. Gallandat, 'Onderrichtingen', 448-452.
68. Van Andel, 'Geneeskunde', 633.
69. Gallandat, 'Onderrichtingen', 448.
70. Archief MCC, inv. nr 1411, d.d. 16 apr. 1793.
71. Archief MCC, inv. nr 1418, d.d. 1 jan. 1793.
86