De ziekten aan boord van de slavenschepen en de behandeling daarvan door de chirurgijn In de 18e eeuw waren er drie verschillende beroepen waarin men zich met de ge zondheid van de mens bezighield. Een chirurgijn was in de 18e eeuw zeker niet hetzelfde als een arts. Ze kwamen uit een heel ander milieu, en kregen een heel andere opleiding. Een arts was afkomstig uit de hogere stand, en had aan de uni versiteit gestudeerd. Hij hield zich bezig met de interne geneeskunde, maar was vaak heel theoretisch bezig. Een chirurgijn was meestal afkomstig uit de kleine burgerstand. Zijn opleiding was zeer beperkt. Na de lagere school ging hij, als hij ongeveer 10 jaar oud was, in de leer bij een 'meester' of chirurgijn. Zo'n meester mocht zich niet met de interne geneeskunde bezighouden. Zijn werkterrein was de heelkunde. Als een jongen 13 of 14 jaar oud was, had hij zijn opleiding bij de chirurgijn zo ver voltooid, dat hij als 'derde meester' op een schip kon meegaan72. Een derde 'medisch beroep' in de 18e eeuw was dat van vroedvrouw. De vroedvrouw hielp bij bevallingen, en was verantwoordelijk voor alle kraam zorg. Dat de opleiding van een chirurgijn niet zo goed was, betekende niet dat hij niets afwist van de geneeskunde. Door ervaring in de praktijk kon hij veel leren. En op een zeereis namen chirurgijns ook handboeken mee, waaruit ze adviezen konden halen. De chirurgijn van de Zeemercuur II besluit tot een bepaalde be handeling na het raadplegen van de 'heften van oude ervarene schrijveren'73. Op ieder slavenschip (niet op ieder ander schip) voer een chirurgijn of 'oppermees ter' mee; heel vaak waren er op het schip ook nog een onderchirurgijn of 'tweede meester', en een 'derde meester'74. De chirurgijn kreeg voor het begin van de reis orders van zijn superieuren. Eén van die orders was om gedurende de reis een journaal bij te houden. Het opschrift van het chirurgijnsjournaal van de Geertruyda en Christina vermeldde dit ook: 'mijne heeren en gebieders volgens uw ed. geeerde orderes myn voor 't aanvaarden myner reyse myn voorgelesen aa t selve verhoope met dit myn 'sjournaal te sullen beantwoorden'75. Van deze chirurgijnsjournalen zijn er bij de Commercie Compagnie acht be waard gebleven. Elk journaal was echter weer anders. Meestal was er een chro nologische ordening aangebracht. In sommige journalen werd ieder ziektegeval zeer uitvoerig behandeld. Dit was het geval bij de journalen van de Zeemercuur II en de Eenigheid76. Andere journalen, zoals die van de Zeemercuur I en het Vergenoegen, waren iets beknopter. Soms was een journaal niet veel meer dan een lijst met wat recepten en de doodsoorzaken van de slaven. De Nieuwe Hoop en de Brandenburg hadden zo'n beknopt journaal. Een geval apart was het jour naal van de Geertruyda en Christina. Dit was, in tegenstelling tot de andere jour nalen, op onderwerp geordend. Iedere ziekte die aan boord voorkwam werd apart behandeld. Na een beschrijving van een ziekte volgde steeds de behandelingsme- 72. Baumann, Uit drie eeuwen Nederlandse Geneeskunde160 Van Andel, Chirurgijns60. 73. Archief MCC, inv. nr 1418, d.d. 6 juli 1792. 74. Unger, 'Slavenhandel', 60. 75. Archief MCC, inv. nr 435, 1 76. Dit journaal geeft alleen de ziektegevallen met dodelijke afloop weer. Schoute. die dit journaal behandeld heeft, heeft het dan over een mortaliteit van 100%. Schoute, 'Scheepschi rurgijns-journaal', 3653. 87

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1990 | | pagina 117