J
vi; .L
Fig.3. Oostburg - Nieuwstraat. Aardewerk. Schaal 1:4.
Late Middeleeuwen
Aardenburg - b u i t e n g e b i e d (afb. 3-4)
Dank zij de extreem droge zomer van 1989 kon door J. Semeij uit Evergem, Bel
gië, het corpus luchtfoto-sites over heel Zeeuws-Vlaanderen met een groot aantal
worden uitgebreid. Het onderzoek wordt uitgevoerd in samenwerking met de
Rijksuniversiteit Gent (prof. dr J. Nenquin). Door de zeer vriendelijke medewer
king en actieve inzet van de heer Semeij konden ruim 400 dia's op vindplaats
worden geordend en beschreven. In het kader van de ruilverkaveling Aardenburg
kon een begin worden gemaakt met de systematische verkenning van de vind
plaatsen binnen de gemeente Aardenburg met behulp van grondboringen. Het
onderzoek werd uitgevoerd door drs H.W. van Klaveren uit Leiden. De 32 terrei
nen met 'cropmarks' (gewastekeningen), die in het betreffende gebied zijn waar
genomen, konden voorafgaande aan de boorcampagne als volgt naar categorie
worden beschreven: 'terreinen met ondefinieerbare structuren onder de huidige
percelering' (12x); 'kleine en grote rechthoekige structuren' (9x); 'circulaire
structuren' (6x) en tot slot 'parallelle sporen' (5x). Op een zestiental terreinen
werd onderzoek verricht waarvan het resultaat hier kort wordt samengevat. Uit
om cultuurhaver, Avena sativaof om onkruidhaver. Avena fatuagaat omdat de kafbases ont
breken). Er is één graankorrel van Secale cereale (rogge) gevonden. De aanwezigheid van een
aantal aarspilfragmenten en kaftopjes van Triticum aestivum en één aarspilfragment van Hor-
deum vulgare wijst erop dat het graan op de site zelf gedorst en wellicht ook verbouwd is. Ook
de zaden van wilde planten die in het monster zijn aangetroffen wijzen daarop. Opvallend is het
voorkomen van een flink aantal zaden van Anthemis cotula (stinkende kamille), een akkeron
kruid op klei, en van Sherardia arvensis (blauw walstro), een akkeronkruid vooral op klei (en
krijt). Ook Bromus spec, (een dravik soort) kan als onkruid tussen het graan hebben gestaan.
Zaden van Glyceria spec, (waarschijnlijk mannagras), wijzen op een voedselrijk en vochtig mi
lieu. Prunella vulgaris (gewone brunel), Lolium/Festuca (raaigras/zwenkgras), PotentiUa anse-
rina (zilverschoon) en Papilionaceae (vlinderbloemigen) kunnen wijzen op beweiding. Op
grond van de plantenresten lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat er ter plekke akkerbouw is
gepleegd.
109