HET OUDSTE STADSRECHT VAN AARDENBURG* B.R. de Melker De laatste dertig jaar staat de geschiedenis van Aardenburg in de Romeinse tijd en de middeleeuwen weer volop in de belangstelling, voornamelijk dankzij de opmerkelijke resultaten van de door Trimpe Burger geleide opgravingen te Aar denburg1. De combinatie van de archeologische vondsten en moderne historische inzichten heeft nieuw licht geworpen op de vroegste Aardenburgse geschiedenis2. Rond het jaar 170 na Chr. is door de Romeinen een fort of castel lum gebouwd ter plaatse van de huidige St-Baafskerk. Dit castellum, gelegen aan de kruising van een riviertje en de Romeinse heirbaan die naar het nieuwe fort getrokken werd, is ruim een eeuw in militair gebruik gebleven. Rond het jaar 270 werd het onder de druk van de Germaanse invallen verlaten, evenals de civiele nederzetting die in de Romeinse tijd naast het castellum had bestaan. Niet eerder dan in de zevende eeuw is er weer aantoonbaar sprake van enige substantiële be woning te Aardenburg. Waarschijnlijk kwam het castellum toen in het bezit van de nieuwe heersers, de Frankische koningen. De invallen van de Noormannen aan het eind van de negende eeuw hadden tot gevolg dat de invloed van de Frankische monarchie in Vlaanderen sterk werd ge reduceerd en de dynastie van de eerste Vlaamse graven als nieuwe machtsfactor naar voren kwam. Zij traden in de rechten en het bezit van de koning, ook te Aar denburg, naar wij mogen aannemen. Flet zwaartepunt verschoof binnen Aarden burg van het castellum naar een noordelijker gelegen plaats, ter hoogte van de Markt, waar een grafelijk domeincentrum ontstond. Rond het midden van de tiende eeuw werd de strook grond direct ten zuiden van dit domeincentrum door de graaf aan de Gentse St-Baafsabdij geschonken3. Waarschijnlijk geschiedde deze schenking in fasen: eerst de Aardenburgse moederkerk, de Maria- of O.L.V.-kerk, met de bijbehorende grond en korte tijd later meer westelijk gele gen grond, waaronder de resten van het voormalige castellum. Op die plaats ver rees kort daarna een kapel gewijd aan de heilige Bavo, die in de dertiende eeuw uit zou groeien tot de huidige St-Baafskerk. Dit artikel is een uitwerking van de hoofdstukken over het stadsrecht van Aardenburg in de doctoraalscriptie van de auteur over de ontwikkeling van de stad Aardenburg en haar instellin gen in de middeleeuwen (De Melker, De ontwikkeling van de stad Aardenburg, 85-91, 175- 182) en van een lezing voor de Mediëvistenkring van de Universiteit van Amsterdam op 17 mei 1988. Voor de totstandkoming van dit artikel is de auteur dank verschuldigd aan dr P.A. Hen- derikx, J.H. Giskes, dr J.G. Kruisheer, drs G. Verhoeven en drs H.W. Werkman voor hun wel willende opmerkingen en het nazien van de tekst. 1. Zie over de opgravingen te Aardenburg J.A. Trimpe Burger, 'Aardenburg - Rodanburg', 335-346, en De Melker, De ontwikkeling van de stad Aardenburg18-24 en de aldaar ge noemde literatuur. 2. De Vries, 'The early history', 227-260; Trimpe Burger, 'Aardenburg - Rodanburg', 335- 346; De Melker, De ontwikkeling van de stad Aardenburg, 18-85. 3. Mogelijk was er geen sprake van een schenking maar van een teruggave. Over de vraag of de St-Baafsabdij ook al voor de Noormannentijd grond bezat te Aardenburg bestaat geen eens gezindheid. 1

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1990 | | pagina 31