f5S oorspronkelijk grafelijk bezit
F=1 w\s. oorspronkelijk grafelijk bezit
lllllll|l bezit van de St. Baafsabdij in 1459
Afb. 1 De ligging van de domeinen binnen Aardenburg van de graaf van Vlaande
ren en St.-Baafsabdij te Gent.
De graaf van Vlaanderen bleef echter de voornaamste grootgrondbezitter in
Aardenburg. Uit het centrum van dit blijkbaar florerende grafelijk domein, gun
stig gelegen aan een snijpunt van weg en water, ontwikkelde zich langzaam de
middeleeuwse stad. De ontwikkeling van nederzetting tot stad in de loop van de
elfde en twaalfde eeuw had plaats op grafelijke grond en niet op het bezit van de
St-Baafsabdij. Met andere woorden, in de oudste kern van de middeleeuwse stad
Aardenburg was de Vlaamse graaf landsheer én grondheer.
Hoewel Aardenburg tot de oudste Vlaamse steden behoort is er maar één, relatief
laat stadsrecht bewaard gebleven, de keure van 1330, verleend door de toenma
lige graaf van Vlaanderen. Lodewijk van Nevers (1322-1346). Aardenburg moet
voor 1330 echter ook al een stadsrecht bezeten hebben. In verschillende der-
tiende-eeuwse oorkonden wordt direct dan wel indirect aan het Aardenburgse
stadsrecht gerefereerd. Het duidelijkst gebeurt dit in een oorkonde uit 1252
waarin gravin Margareta (1245-1279) aan de schepenen van Aardenburg mede
deelt dat hun stad voortaan het wettelijk hoofd 4 van het nabijgelegen Langaar-
denburg zal vormen. In de oorkonde wordt gesteld dat in dit stadje recht gespro-
4. Met de term wettelijk hoofd wordt een stad aangeduid, bij wie een andere en kleinere stad
advies kon vragen in minder gewone rechtszaken, waarvoor in de rechtspraak van die kleinere
stad vaak geen precedenten, zo belangrijk in de middeleeuwen, te vinden waren. Dit gebruik
werd ten hoofde gaan of hoofdlering halen genoemd. In de praktijk evolueerde het meestal tot
een recht van beroep. Zie wat Aardenburg betreft hierover: De Melker, De ontwikkeling van de
stad Aardenburg, 96-100.
2