ken zal worden 'volgens de wet en de gewoonte van uw stad'5. Daaruit kan wor
den afgeleid dat de Aardenburgse stadskeur van 1330 een voorganger gehad
heeft. Om verwarring met dit eerdere stadsrecht te voorkomen zal de Keure van
1330 hierna aangeduid worden als de Nieuwe Keur.
De problematiek rond de stadsrechten van Aardenburg heeft al vroeg de aan
dacht van de geschiedwetenschap getrokken. In de vorige eeuw hielden de
rechtshistorici Warnkönig en Gilliodts van Severen en de archivaris De Saint Ge-
nois zich bezig met dit onderwerp. Daarnaast waren het de regionale historici die
zich hierover gebogen hebben, van wie vooral Ab Utrecht Dresselhuis en Vor-
sterman van Oyen genoemd moeten worden6. Na de dood van de laatste ver
flauwde de aandacht voor de geschiedenis van Aardenburg en haar stadsrechten.
Dit had tot gevolg dat het onderwerp ruim driekwart eeuw bleef liggen, waardoor
Vorsterman van Oyens conclusies niet aan serieuze kritiek onderworpen werden
en nieuwe ideeën omtrent de middeleeuwse stadsrechten aan de Aardenburgse
casus voorbijgegaan zijn.
De hiervoor genoemde historici richtten in dezen hun aandacht op twee ver
schillende teksten, die door hen in verband gebracht werden met Aardenburgse
stadsrechten. De eerste is een brief de dato 6 april 1127 van de voornaamste Aar
denburgers aan de Vlaamse graaf. Het stuk zelf is niet overgeleverd, maar de
tekst ervan is ons bekend dankzij een afschrift ervan in de kroniek van Galbert
van Brugge7. Met name Vorsterman van Oyen zag de in deze brief vervatte en
door de graaf ingewilligde verzoeken als een Aardenburgs stadsrecht8. Het
tweede essentiële stuk is een veertiende-eeuwse rol in het archief van de graven
van Vlaanderen9. Warnkönig stelde in 1837 als eerste vast dat deze rol een ont
werp voor een keur van Aardenburg bevatte, waarna latere onderzoekers deze
conclusie zonder meer overnamen. Een uitzondering vormt Ab Utrecht Dressel
huis, die het stuk interpreteerde als een aangepast afschrift van de oudste Aar
denburgse keur10. Zoals hierna betoogd zal worden is de term ontwerp onnauw
keurig, omdat de rol een ander doel en een andere functie had dan die van
ontwerp. Maar juist wanneer we ons losmaken van het idee dat de rol een ont-
werp-keur bevat, blijken structuur en inhoud van dit stuk ons iets te leren over
dat eerdere, niet bewaard gebleven Aardenburgse stadsrecht, waarover hiervoor
gesproken is.
5. 'secundum legem et consuetudinem ville vestre' (Gilliodts van Severen, CdA nr 7, 1252
oktober 20).
6. Ab Utrecht Dresselhuis, Oud Aardenburg226-227239-246; Vorsterman van Oyen,
Rechtsbronnen25-88.
7. Pirenne, Galbert de Bruges, 88, c. 55.
8. Vorsterman van Oyen, Rechtsbronnen, 33-34.
9. RA Gent, Arch, graven van Vlaanderen, fonds De Saint Genois nr 1055.
10. Zoals uit het vervolg zal blijken, was Ab Utrecht Dresselhuis daarmee van de negen-
tiende-eeuwse historici degene die de rol. en meer bijzonder dit gedeelte van de rol. het nauw
keurigst omschreven heeft. Opgemerkt moet worden dat Warnkönig noch Ab Utrecht Dressel
huis van het bestaan van de Nieuwe Keur van 1330 wist: Warnkönig omdat hij geen toegang
kreeg tot het Aardenburgse stadsarchief, en Ab Utrecht Dresselhuis omdat hij het in het stadsar
chief aanwezige renversaal van de Nieuwe Keur van 1330 (GA Aardenburg, Stadsarchief Aar
denburg, nr 10) klaarblijkelijk niet herkende als een afschrift van een stadsrecht (Warnkönig,
Flandrische Staats- und Rechtsgeschichte. band II. dl 2, 26-27; Ab Utrecht Dresselhuis, Oud
Aardenburg, 226-227; De Saint Genois, Inventaire, 308, nr 1055; Gilliodts van Severen, Coutu-
mes d'Ardenbourg, 102 e.v.; Vorsterman van Oyen, Rechtsbronnen, 25-31).
4