Hand A schreef dus vanuit het gezichtspunt van de stad Aardenburg.
Van de negen afgeschreven oorkonden zijn er nog acht in origineel of afschrift
aanwezig in het Aardenburgse gemeentearchief. Alleen privilege nummer 7 ont
breekt. Het afschrift ervan in de rol is de enige voorhanden zijnde versie van
deze oorkonde30. Tot deze groep van acht behoren de zes op vel 1 gekopieerde
oorkonden. Deze zes zijn alle uitgevaardigd door voorgangers van de graaf die
volgens het voorwoord van de rol ten tijde van het schrijven van het stuk aan het
bewind was: Lodewijk van Nevers (1322-1346). Het ontbreken van door Lode-
wijk van Nevers zelf verleende privileges sluit aan op wat hand A in de aanhef
van dit voorwoord schreef (vertaald):
Dit zijn de privileges van de Aardenburgers, door graaf Robrecht, zaliger nage
dachtenis graaf van Vlaanderen, en andere voorgangers van mijn heer, heer Lode
wijk. tegenwoordig graaf van Vlaanderen, Nevers en Rethel, gegeven31
Omdat al vastgesteld was dat hand A vanuit het gezichtspunt van de stad
schreef, mogen we er van uitgaan dat hij deze zes oorkonden naar de Aarden
burgse originelen of in Aardenburg voorhanden zijnde afschriften ervan heeft ge
kopieerd. Hand A schreef in opdracht van de stedelijke magistraat en kan ook
vrijwel zeker als een Aardenburgse hand geïdentificeerd worden32.
De drie oorkonden op vel 2, waaronder de te Aardenburg ontbrekende oor
konde, zijn door graaf Lodewijk van Nevers uitgevaardigd. Het voorwoord van
vel 1, waar gesproken wordt over privileges van graaf Robrecht III en zijn voor
gangers, kan daarom onmogelijk ook van toepassing zijn op vel 2. De vellen 1 en
2 moeten onder verschillende opstellers tot stand zijn gekomen. Deze drie oor
konden zijn door een andere hand. hand B, afgeschreven. In tegenstelling tot
hand A schreef hand B geen koptekst boven de oorkondetekst. Wel maakte hand
B er een gewoonte van om de iussio 33 en de naam van de schrijver van het oor
spronkelijke stuk onder de oorkondetekst af te schrijven. In de veertiende eeuw
werden de iussio en de naam van de schrijver zowel onderaan de originele oor
konde als in de marge of onder de oorkondetekst in de grafelijke kanselarijregis-
ters genoteerd. Dergelijke onderschriften waren in de vroegst bekende Vlaamse
kanselarijregisters gebruikelijk34. In tegenstelling tot de magistraat van Aarden
burg deed het er voor de graaf en zijn ambtenaren wel toe op wiens instigatie of
advies een bepaald grafelijk besluit beoorkond was en wie het stuk geschreven
had. Hieruit kan de conclusie getrokken worden dat B geen Aardenburgse hand
was, maar geïdentificeerd moet worden als een schrijver in de grafelijke kansela-
30. Zie bijlage 1, p. 33.
31. 'Hec sunt privilegia Ardenburgensium, a domino [comité Rob]erto bone memorie comité
Flandrie, et aliis predecessoribus domini mei domini Ludovici, nunc comitis Flandrie, Niver-
nensis et Rethensis, data.' (bijlage 1. p. 30).
32. Aan bekwame schrijvers was in Aardenburg geen gebrek. Reeds in de dertiende eeuw
was Aardenburg een schrijfcentrum (M. Gysseling, Corpus van Middelnederlandse Teksten
('s-Gravenhage*1977), 248, 291, 412, 518, 714).
33. De iussio is het bevel van de oorkonder, in dit geval de graaf, aan zijn kanselarijambtena
ren om na een besluit in een bepaalde zaak tot beoorkonding over te gaan. De tekst van de ius
sio (bijvoorbeeld "per dominum comitem') werd op de pliek van de oorkonde geschreven, met
vermelding van de bij de besluitvorming aanwezige personen, meestal leden van zijn raad.
34. Buntinx, 'Kanselarijregisters', pp. 207-208.
10