rij van Lodewijk van Nevers. Deze drie oorkonden van graaf Lodewijk werden door hand B niet gekopieerd met behulp van de originelen, maar uit de grafelijke kanselarijregisters. Dit zou mogelijk aan de hand van schriftvergelijking met ze kerheid vastgesteld kunnen worden, aangezien het oudste, bewaard gebleven Vlaamse grafelijke kanselarijregister uit dezelfde periode stamt als de rol35. Wel is zeker dat de kanselarij al eerder registers gebruikte. De registers van graaf Lo dewijk van Male (1346-1384) bevatten een oorkonde van 26 oktober 1328, afge schreven uit 'de oude registers van mijn heer, mijns heren vader'36. Deze oor konde kent een iussio die sterke gelijkenis vertoont met die van privilege nr. 8 van de rol37. De rol is dus samengesteld uit stukken die op twee verschillende plaatsen tot stand gekomen zijn. Hand A heeft de vellen 1, 3 en 4 voor en waarschijnlijk ook te Aardenburg geschreven. Vel 2 werd door hand B aan het grafelijk hof geschre ven. Hiermee zijn we dicht bij het antwoord gekomen op de vraag naar de totstand koming van de rol. Er werd reeds vastgesteld dat het commentaar in de marge steeds door dezelfde persoon, namelijk hand C, geschreven is. Indien we dit combineren met de wetenschap dat de rol voor zover bekend altijd in het grafe lijk archief heeft berust, ligt de conclusie voor de hand dat de rol na geschreven te zijn aan het hof van Lodewijk van Nevers door een van zijn ambtenaren van commentaar is voorzien. De twee verschillende kleuren van de gebruikte aanhechtingsdraad bevestigen de voorgaande conclusies. De vellen 3 en 4, met de door hand A geschreven Consuetudines werden te Aardenburg geschreven en vervolgens aan elkaar ge naaid met witte draad. Samen met vel 1, het door A vervaardigde afschrift van zes privileges, werden deze twee vellen bij het grafelijk hof ingeleverd. Daar werden de twee Aardenburgse bestanddelen - de vellen 1 en 3-4 - en het aan het grafelijke hof geschreven vel 2 aan elkaar genaaid met blauwe draad. 35. Dit register is aangelegd in 1330 en berust tegenwoordig in de Archives du Nord te Rijsel, in het archief van de Rekenkamer van Vlaanderen (Buntinx, 'Kanselarijregisters', pp. 209- 210). Binnen het kader van dit stadsrechtonderzoek heeft een dergelijke schriftvergelijking he laas niet kunnen plaatshebben. 36. 'de houde registers van minen here, mins heren vader, ende daerin waren vonden de let- tren hier nar volghende' (Limburg-Stirum, Cartulaire de Louis de Male343-344). 37. Oorkonde in grafelijk kanselarijregister: 'Par Mons. Ie conté a la relacion mestre Nichole Bilre.' (Limburg-Stirum, Cartulaire de Louis de Male, 343-344, 1328 oktober 26); grafelijk privilege nr 8 op de rol: 'Bilre. Par monsieur le conté a la relacion Lamsin Tolnare' (Gilliodts van Severen CdA 14, 1323 april 4, bijlage 1 p. 34). Met de afschriften door hand B van de pri vileges 7, 8 en 9 bevat vel 2 van de rol een sterke aanwijzing dat reeds in 1323 de Vlaamse gra felijke kanselarij gebruik maakte van kanselarijregisters. Dit impliceert dat de opkomst van dit fenomeen in Vlaanderen niet zozeer gekoppeld moet worden aan het kanselierschap van Wil- lem van Auxonne tussen 1330 en 1337 - zoals Buntinx gedaan heeft ('Kanselarijregisters', 206- 207) - maar eerder aan de persoon van graaf Lodewijk van Nevers (1322-1346) zelf, die voor 1322 permanent in Frankrijk verbleef en gedurende zijn gehele bewind sterk op Frankrijk geo riënteerd was. Evenals in Henegouwen en Holland was het registerwezen in Frankrijk al rond het einde van de dertiende eeuw sterk ontwikkeld. Van de door hand A afgeschreven oorkonde van graaf Robrecht III uit 1319 - slechts enkele jaren ouder dan het hierboven aangehaalde pri vilege uit 1323 van Lodewijk van Nevers - kennen origineel noch afschrift een iussio of een vermelding van de naam van de grafelijke schrijver. 11

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1990 | | pagina 41