Een opvallend verschil doet zich tenslotte voor in het Aardenburgse artikel 32 - in Brugge artikel 20 - dat uit twee delen bestaat. Het eerste gedeelte is weer vrijwel identiek aan het Brugse artikel, terwijl het tweede gedeelte niet voorkomt in de Brugse tekst. De enige keer dat in de Consuetudines de rond het einde van de dertiende eeuw ingestelde baljuw van Aardenburg vermeld wordt, is in dit tweede gedeelte van artikel 3250. De achtergrond van de overeenkomsten en de verschillen tussen de Aarden burgse en de Brugse tekst wordt duidelijk uit twee passages op rasuur in deel II. Zowel in artikel 21 als in artikel 23 van deel II werden aan het eind twee tekstge deelten uitgekrabt. Gelukkig is dit niet al te zorgvuldig gebeurd, zodat de oor spronkelijke tekst nog te achterhalen valt. Een tweede hand heeft in lichtere inkt de nieuwe tekstgedeelten geschreven51. In beide artikelen werd de term castella- nus geradeerd en vervangen door de term villa. De laatste woorden van beide ar tikelen werden eveneens verwijderd, waarvoor echter geen nieuw stukje tekst in de plaats kwam. Het aandeel van de stad in de boetes werd gedeeltelijk op rasuur geschreven. Wanneer we nu de oorspronkelijke tekst reconstrueren, blijkt deze in beide gevallen - vgl. tabel 11 - identiek te zijn aan de tekst van de corresponde rende artikelen in de keur van Brugge. Tabel II. Vergelijking van de oorspronkelijke en de verbeterde tekst van de artikelen 21 en 23 van dee! II van de Consuetudines (geradeerde tekst en tekst op rasuur zijn cursief gedrukt) Oorspronkelijke tekst (21) solvat decern libras: comiti centum solidos, castellani XX solidos et percusso LX solidos, ad opus castri XX solidos. Tekst op rasuur (21) solvat decern libras: comiti centum solidos, ville XL solidos et percusso LX solidos. (23) solvat undecim libras cum dimidia: X libras comiti, male tractato XV solidos, castellano X solidos, ad opus castri quinque solidos. (23) solvat undecim libras cum dimidia: X libras comiti, male tractato XV solidos, ville XV solidos. Het is duidelijk waarom de tekst van hand A door een tweede hand verbeterd werd. De burggraaf van Brugge was in 1224 van het toneel verdwenen na de koop van het burggraafschap van Brugge door gravin Johanna van de laatste burggraaf, Jan van Nesles52. Dat het raderen van tekst niet altijd synoniem is aan vervalsen blijkt hier eens te meer. De tweede schrijver (E) corrigeerde de eerste (A), en wel op een bijzonder slordige manier, omdat diens tekst sinds 1224 niet meer in overeenstemming was met de situatie van 1330. 50. Zie over de datering van de instelling van het Aardenburgse baljuwsambt: De Melker, De ontwikkeling van de stad Aardenburg, 126-128. 51. Zie tabel II. 52. Th. Luycx, Johanna van Constantinopel, gravin van Vlaanderen en Henegouwen (Ant werpen/Utrecht 1946), 156-157. 16

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1990 | | pagina 46