Vorm en totstandkoming van het eerdere stadsrecht Het laatste aspect van de rol van 1330 en het hieruit gedestilleerde oudere stads recht van Aardenburg dat behandeld moet worden, is de vorm waarin dit stads recht overgeleverd is, en vooral de vorm die het oorspronkelijk gehad heeft. Zoals uit het voorgaande gebleken is, bevat de Consuetudines geen letterlijk afschrift, maar een omgewerkte versie van het eerdere stadsrecht. Van het origi neel of van afschriften bestaat geen spoor. Dit is des te opmerkelijker wanneer we vaststellen dat het Aardenburgse stadsarchief vanaf de vroege dertiende eeuw vrij goed bewaard gebleven is72. Van een stadsrechtsprivilege van Filips van de Elzas van kort voor 1187 is echter niets terug te vinden in het stadsarchief, ook niet in afschrift in het Perkamenten Register, het rond 1350 aangelegde stadscar- tularium, of het Boek met de Knoop, het stadsboek dat kort na 1330 opgezet werd73. Ter vergelijking: van de Nieuwe Keur van 1330 zijn naast het origineel, dat in het archief van de graven van Vlaanderen berust, een afschrift in de vorm van een renversaal en een aantal Middelnederlandse vertalingen bewaard geble ven in de Aardenburgse archieven. Het ontbreken van origineel en afschriften kan hier verklaard worden door aan te nemen dat er nooit een origineel, een stadsrechtprivilege in materiële zin ge weest is. Graaf Filips van de Elzas kan onzes inziens kort voor 1187 aan Aarden burg heel goed het voorrecht verleend hebben voortaan het nieuwe stadsrecht van Brugge te gebruiken, zonder een stuk te laten opmaken waarin de integrale tekst van het stadsrecht was opgenomen. Hoogstens zal hij de Aardenburgers een korte oorkonde gestuurd hebben waarin de schenking van dit voorrecht aan hen medegedeeld werd. Een sterke aanwijzing dat dit inderdaad de gang van zaken geweest is, biedt in dit geval Oudenaarde, dat in 1189 het stadsrecht van Gent kreeg. Een stadsrecht oorkonde van Oudenaarde heeft vrijwel zeker niet bestaan. Van Caenegem en Milis hebben in hun studie over de nieuwe Vlaamse stadsrechten van graaf Filips van de Elzas aangetoond dat het stuk dat eeuwenlang aangezien is voor de stads keur van Oudenaarde in feite een eenvoudig afschrift van de keur van Gent is. Wat echter wel bewaard gebleven is in de Oudenaardse archieven is een korte oorkonde uit maart 1189 van Filips van de Elzas waarin hij Oudenaarde toestaat voortaan het Gentse recht te gebruiken74. Een eeuw later zien we vrijwel hetzelfde gebeuren wanneer twee nieuwe sche pengerechten in de omgeving van Aardenburg het recht krijgen om het Aarden burgse recht te gebruiken. Wanneer in 1252 het stadje Langaardenburg en in 1279 het schependom van het Aardenburgse Moer van de graaf van Vlaanderen het stadsrecht van Aardenburg mogen gaan hanteren, ontvangen deze gerechten geen stadsrechtprivilege. De graaf stuurt alleen een korte oorkonde naar Aarden- 72. Het oudste, heden ten dage nog in de Aardenburgse archiefkluis bewaarde stuk dateert uit 1201 - de oorkonde van Boudewijn IX die al aan de orde kwam. De dertiende eeuw is daarna goed vertegenwoordigd met oorkonden in origineel uit de jaren 1227 (2 stuks), 1231, 1232, 1238, 1262 (3). 1268, 1275, 1279, 1280, 1295. 1297 en 1299, en in afschrift - in het tussen 1348 en 1374 aangelegde stadscartularium - uit de jaren 1228, 1242/43, 1245, 1247, 1252, 1276, 1279 en 1286. 73. Zie over dit stadsboek: De Melker, De ontwikkeling van de stad Aardenburg, 182-199. 74. Van Caenegem en Milis, 'Grote Keure', 225-228. 21

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1990 | | pagina 51