sproken krijgstochten, de zware belastingen van de plaatselijke heren1'2 en de nieuwe tollen die op het kwaadaardige advies van Lambert van Aardenburg inge steld waren. Ross heeft erop gewezen dat de eerste twee punten overeenkomsten vertonen met de artikelen 4 en 12 van de keur die graaf Willem een week later, op 14 april 1127, aan St-Omaars verleende93. Het tweede verzoek betreft de hiervoor aangeroerde kwestie van het weide- recht. Lambert van Aardenburg was eigenmachtig een zware belasting gaan hef fen op het weiden door de Aardenburgse boeren van hun kuddes in het Moer, de grafelijke woeste grond nabij Aardenburg. Ook hier bestaat een parallel met St- Omaars, met dien verstande dat de graaf daar de stedelingen niet alleen het wei- derecht, maar ook het eigendom van zijn woeste grond bij de stad afstond1'4. Ten derde werd er verzocht om een verlaging van de afkoopsom van het ver hef - een soort successierecht - voor erven die met de grafelijk grondcijns belast waren95. Dit is opnieuw een element dat ook voorkomt in het stadsrecht van St- Omaars, met dien verstande dat daar zowel de hoofdcijns als de grondcijns afge schaft werden96. Behalve in St-Omaars heeft graaf Willem Clito in 1127 ook in Brugge de grondcijns afgeschaft, in Aardenburg is het in dat jaar nog niet zover 92. Wie met deze heren bedoeld worden is onduidelijk, des te meer omdat de schrijvers van de brief op het domein van een en dezelfde heer, namelijk de graaf, wonen. 93. Brief Aardenburgers: 'ut inconsultas expeditiones, insuper pravas principum exactiones et telonea nova, quae doloso consilio Lamberti in Reddenburg noviter et preter jus consuetudina- rium terrae instituta sunt, a nobis et a nostris viciniae incolis amplius amota damnes et destruas' (Pirenne, Galbert de Bruges88, c. 55); keur St. Omaars, art.4: 'quod nunquam de terra sua in expeditionem proficiscentur excepto si hostilis exercitus terram Flandrie invaserit'; art. 12: 'Nullum scoth, nullam taliam, nullam pecunie sue petitionem ab eis requiro' (Vercauteren OGV nr 127. 1127 april 14); Ross, The murder204-205. 94. Brief Aardenburgers: 'libertatem obtineant rustici nostri exeundi et depascendi pecudes suas super terram quae dicitur Mor sine coemptione prava instituta a Lamberto' (Pirenne, Gal bert de Bruges88, c. 55); keur St. Omaars, art. 17: 'pasturam adjacentem ville Sancti Audo mari in nemore quod dicitur Lo concedo' (Vercauteren OGV nr 127, 1127 april 14). 95. De grondcijns was een rudiment uit de tijd dat de graaf nog de directe bezitter en uitbater van al zijn domeinen was. Het is het bedrag dat de gebruiker of bewoner van een erf jaarlijks aan de heer van de grond - in dit geval de graaf - moest betalen. Bij overlijden van de gebruiker dienden zijn erfgenamen een bedrag ineens, het verhef of releviumaan de heer te betalen om de nieuwe gebruiker van het erf te kunnen worden. De verlaging en uiteindelijke afschaffing van de grondcijns in de twaalfde en dertiende eeuw is in vele Vlaamse steden een belangrijk as pect van de stedelijke ontwikkeling en de volledige vrijmaking van de burgers geweest. 96. Brief Aardenburgers: 'Insuper de coemptione gravissima mansionum in Erdenburg volu- mus quoddam medium regem et comitem ponere ut per duodecim nummos tantummodo redi- matur unusquisque nummorum illorum, quos secundum positionem mansionum hactenus sede- cim nummis redimebant filii post mortem patrem suorum.' (Pirenne, Galbert de Bruges88, c. 55); keur St. Omaars, art. 9: 'Omnes qui infra murum Sancti Audomari habitant et deinceps sunt habitaturi. liberos a cavagio hoc est a capitali censu et de advocationibus constituo'; art. 18: 'Mansiones quoque que sunt in ministerio advocati Sancti Bertini, illas videlicet que inha- bitantur, ab omni consuetudine liberas esse volo; dabuntque singule denarios XII in festo Sancti Michaelis et de brotban denarios XII et de byrban denarios XII: vacue autem nichil dabunt.' (Vercauteren OGV nr 127, 1127 april 14). 26

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1990 | | pagina 56