In deze zinnen wordt eigenlijk de kern van het stadsidee geformuleerd: een auto nome gemeenschap van burgers die bevrijd zijn van oude, onvrije verplichtingen101. Dat idee ontbreekt in hetgeen Willem Clito de Aardenburgers toestond. Daar is geen sprake van het verwerven van een aparte, vrije status door de inwoners van Aardenburg ten opzichte van de omwonenden op het platteland op de grafelijke - en andere - domeinen, en evenmin van een bevrijding van do- maniale lasten en plichten. In Aardenburg was alleen sprake van een verlichting van de lasten, niet van het verdwijnen daarvan. Over autonomie of eigen recht en rechtspraak wordt in de Aardenburgse brief niet eens gesproken. In Aardenburg was misschien het idee van de communio of communitasde gezworen gemeen schap van burgers wel in statu nascendi, maar nog zeker niet de facto aanwezig. In 1127 is Aardenburg nog geen stad, maar slechts een stad in wording. Het is duidelijk dat de vier concessies van Willem Clito aan de Aardenburgers niet ge zien mogen worden als een stadsrecht. III. CONCLUSIE Nu de brief van 1127 afgevallen is als potentieel stadsrecht, houden we voorals nog alleen het stadsrecht van Filips van de Elzas over, waarvan hiervoor aanne melijk gemaakt is dat het kort voor 1187 aan Aardenburg verleend moet zijn. Van een ander en eerder stadsrecht is niets bekend. Hoewel dit op zich niets hoeft te zeggen - dat is immers juist de strekking van het hiervoor behandelde - mag het bestaan van een stadsrecht ouder dan dat van Filips van de Elzas ernstig be twijfeld worden. Het lijkt uiterst onwaarschijnlijk dat een stad van de tweede ca tegorie als Aardenburg eerder dan de jaren tachtig van de twaalfde eeuw een stadsrecht gekregen zou hebben, en daarmee op een lijn gesteld zou moeten wor den met steden als St-Omaars, Atrecht, Brugge en Gent. Dit idee wordt nog eens versterkt door het beeld van Aardenburg anno 1127: een woonplaats in ontwik keling van agrarische nederzetting tot stad. We mogen daarom concluderen dat het stadsrecht dat Filips van de Elzas kort voor 1187 aan Aardenburg verleend heeft, het oudste geweest moet zijn. 101. Zie over het karakter van de stadskeur van St.-Omaars: R.C. van Caenegem, 'De Keure van Sint-Omaars van 1127', Tijdschrift voor Rechtsgeschiedenis 50 (1982), 253-262. Van Cae negem legt het nadruk op het element libertaszowel in de betekenis van vrijheid als van vrij dom, dat overheersend is in deze stadskeur. 28

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1990 | | pagina 58