wij ons af kunnen vragen of hiermede een afkorting is bedoeld voor alias49. De 'familia Lemniana' waarvan Levinus Lemnius spreekt, heeft misschien alleen betrekking gehad op hem en zijn zoon Willem, met wien hij in de jaren 1552- 1559 in de praktijk heeft samengewerkt. Het is althans de vraag of wij ook de Zierikzeese medicus Andreas Lemnius, die een verhandeling over uroscopie schreef Epistola qua urinam studium et ex ea morborum praevidentium com- mendat, Bazel 1529) er toe zouden mogen rekenen. Er zou volgens Ermerins in derdaad een Andreas van Duyveland zijn geweest50. De zo juist genoemde dr Willem Lemniusgeboren circa 1530, werd, na zijn emigratie in 1559 als protestants vluchteling naar Londen, in 1561 eerste lijfarts van koning Erik XIV van Zweden. Na diens gevangenneming in 1568 werd Wil lem. na een tijdelijke terugkeer naar Engeland, in 1570 aangesteld als lijfarts van de opvolger van Erik, koning Johan III. Daar heeft hij minder kansen gehad zijn gaven te ontplooien. Maar in ieder geval mag hij toch gezien worden als een me disch pionier in Zweden door zijn voorstellen aan de renaissance-vorst Erik aan gaande de uitoefening van de geneeskunde en pharmacie aldaar, en door zijn po ging tot de inrichting van een gasthuis in Stockholm, dat daar tot dan toe had ontbroken. In 1572 schreef hij een populaire verhandeling over pestbestrijding - Emoot pestilenzie -, het eerste medische boek dat is verschenen in de Zweedse taal. Na zijn studie in Leuven en Italië heeft hij nog een door zijn vader geroemd boek over scheurbuik geschreven, dat echter vermoedelijk als manuscript verlo ren is gegaan51. Over de nakomelingschap van Willem Lemnius zouden wij hier nog enige ge gevens in willen lassen. De zoon Stefan uit zijn tweede in Zweden gesloten huwelijk is apotheker en kamerheer geweest bij koning Karei IX, en lijfarts van Gustaaf Adolf. Hij werd geadeld in 1572 onder de naam till Borg. De kerk in Botkyrka, waar hij in 1637 werd begraven, heeft van hem nog het adellijk rouwbord. Hij had geen manne lijke nakomelingen. Twee achterkleinzoons echter van Willem Lemnius, te weten Johan en Reinier Leuhusen, die kleinkinderen waren van Willems dochter Marina uit diens eerste huwelijk met Daniële Siewel, behoorden tot de eerste Zweedse studenten, die zich in Leiden in 1615 en 1620 lieten inschrijven. Johan Leuhusen was verder de eerste Zweedse student in Groningen. Dit alles was een gevolg van de levendige culturele en economische uitwisseling, die zich vooral in de zeventiende eeuw tussen Zweden en de Nederlanden heeft ontwikkeld52. Genoemde Reinier Leuhu sen is, als weduwnaar, op 6 september 1592 te Zierikzee ondertrouwd met Mag- dalena Dansonville, die gewoond had te Zierikzee en nu te Amsterdam verbleef. 49. Van Hoorn, Levinus Lemnius, 49 en afb. 2; De Vos, Vroedschap322. 50. Ermerins, Zeeuwsche oudheden, 103; Nagtglas, Levensberichten, deel 2, 69; Van Hoorn, Levinus Lemnius, 50. 51. C.M. van Hoorn, Levinus Lemnius en Willem Lemnius, twee zestiende-eeuwse medici, tweede gedeelte, Archief KZGW, 1972/1973, 117-150; C.M. van Hoorn, Willem Lemnius, Spie gel Historiael15 (1980), 111-114. Een in Archief KZGW, 1972/1973, 138, gemaakte fout moge hier worden gecorrigeerd. Van Willem Lemnius' grafschrift verdienen de regels 25 en 26 gelezen te worden als: En tweemaal zijn nek te bedwingen had gegeven onder het huwelijksjuk. Ook Lindeboom Dutch medical biography bericht over Willem Lemnius: 1169-1171. 52. E. Wrangel, De betrekkingen tusschen Zweden en de Nederlanden op het gebied van lette ren en wetenschap, 1901: J. en A. Romein, Erflaters van onze beschaving, deel 2, Amsterdam 1947, 106-135. 60

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1990 | | pagina 90