B. DE CHIRURGIJNS TIJDENS DE ZESTIENDE EEUW De in het chirurgijnsgilde verenigde barbiers en chirurgijns waren krachtens de hen door het stadsbestuur verstrekte gildebrief, vóór ze een winkel mochten ope nen, verplicht tot het afleggen van een proeve van bekwaamheid na de verplichte leerjaren bij een meester. Voor de barbiers bestond deze test in het zelf vervaardi gen van een aantal goed gescherpte lancetten of 'vliemen', het kennen van de namen en het verloop van verschillende venen die gebruikt werden voor aderla ting, en het zonder haperen kunnen verrichten van deze veelvuldig toegepaste handgreep. Getuigen hierbij waren de deken en de ommegangers van het gilde61. Zij die een winkel voor chirurgie wilden beginnen na het verkrijgen van de 'leen brief' en de daaropvolgende opleiding, moesten een veel uitgebreider examen ondergaan in presentie van de deken, de baljuw, een burgemeester, een doctor of licentiaat in de medicijnen, en enige gildebroeders. Getest werd de kennis van de bouw van het menselijk lichaam, en die over gezwellen, wonden, ulceraties, frac turen, contusies en dislocaties, de toe te passen ingrediënten en de kwetsuren door mishandeling. Doorgaans werd in een chirurgiewinkel ook wel barbiers- werk verricht: een chirurgijn had als leerjongen ook het barbieren (baard- en haarscheren) geleerd, en de desbetreffende proeve gedaan. Voor beide gold als door het gilde gewaarborgd kenteken een aan de huisgevel uithangend scheer bekken62. Binding gilde en kerk De binding van gilde en kerk was er van het begin af in de naam St. Cosmas en Damianus. Nog meer inhoud kreeg deze binding doordat de gildevergadering op de jaardag van de naamheiligen - 27 september - in de St-Lievenskerk werd ge houden, na een mis op het altaar van het gilde. Nog een blijk ervan is er in een charter van 8 juni 15 1563. Hierin verklaren voor de schepenen Jacob Cornelis Pilse, meester Pieter Spangiaert en Yeman Wittelez. van mr Korstiaen Jacobs als deken, Cornelis Symonsz., barbier, en mr Pieter Vrancke, als ommegangers en bezorgers van het Sint Cosmas en Damianusgilde ontvangen te hebben van de erfgenamen van wijlen Coman Cornelis Willemsz. en zijn vrouw Tryce (onder welke Korstiaen Jacobs als man en voogd van zijn vrouw Cornelis Bouwe Do- cusz.dochter) 12 gr.Vlaams teneinde 'daarmede ter memorie van deze overle denen zielmissen op het outaer van het gilde te doen houden, en 4 stallichten van kerkewas op hun graven te plaatsen, jaarlijks rond St. Cosmas en Damianusjaar- getijde ten eeuwigen dage'. Aannemelijk lijkt uit dit charter, dat Coman Cornelis Willemsz. en zijn vrouw zich voor het gilde bijzonder verdienstelijk hebben ge maakt. 61. In het begin van deze eeuw zijn er enige conflicten geweest tussen kandidaat-barbiers en het gilde inzake het nog niet verricht hebben van de proef (bij Jan Jansz., de knecht van de bar biersweduwe Vrouwelijn Cornelis), 'niet passabele vliemen' bij 'Bartelt die barbier van Me- chelen', of het nog niet ontvankelijk zijn van de kandidaat: Dieric meester Jan Berbyerszn. Schepenen vonnisten hierin achtereenvolgens op 20 juni 1510, 27 juni 1515, en 4 september 1516. Hiervan zijn gezegelde charters in het SAZ, Archief chirurgijnsgilde, inv. nrs. 26, 27 en 28. 62. Du Moulin, A history of surgery, afb. 44. 63. SAZ, Archief chirurgijnsgilde, inv. nr. 39b. 65

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1990 | | pagina 95