meester Jan Huygese, chirurgijn, Duiveland, 9 October 1590, oud 64 jaar,
meester Jan Noreth, chirurgijn, Brugge, 3 juli 1594, met twee zoons,
meester Nicolaas Aerts, chirurgijn. Middelburg, 10 mei 1595.
Naast hen vermelden de poorterboeken nog alléén als barbier:
meester Thomas Splinterszone, Den Briel, 26 juni 1521,
Peter Petersz. Koo, Poortvliet, 27 juli 1523,
Michael Michielsz. Maignarts, Antwerpen, 11 februari 1534,
Jan Jansz. Coolmans, Mechelen, 2 juni 1534,
Rochus Jansz. Warnier, Bergen op Zoom, 11 juni 1545,
Jan Jan Dierixz. Munter, Oudewater, 8 juli 1550.
Vermeldenswaard lijkt hier ook nog de inschrijving als poorter in Zierikzee van
Dieric, die meester van den Gasthuuse op 23 september 1556.
Wij zien zo nu naast het door elkaar gebruiken van de begrippen 'medicijn' en
'chirurgijn', en de voortzetting van de titel 'meester' uit de vorige eeuw toch ook
al een zekere differentiatie tussen de chirurgijns en de barbiers. De eersten zullen
naast het zo nu en dan verrichten van kleine - soms grote - chirurgie, de verdien
sten van het dagelijks scheerwerk niet hebben kunnen missen. De zes laatstge
noemden zullen zich hebben beperkt tot het scheren en haarbewerken.
In ieder geval is er in deze eeuw een groter aanbod aan chirurgijns, dan in de vo
rige eeuw. Lettend op de plaats van herkomst blijkt een vijftal te zijn gekomen
uit Zeeland, één uit Brabant, vier uit Vlaanderen, vier uit Holland en één uit het
verre Hattem. Jan Noreth uit Brugge is vermoedelijk een protestants vluchteling
geweest.
Op 23 september 1538 is er de klacht van het St.Cosmas en Damianusgilde, dat
de harpenaar, die op 3 augustus 1534 gratis als poorter blijkt te zijn aangenomen
'om des rentmeesters van der Werve wille', zonder preuve praktiseert als chirur
gijn. Zijn verzoek om een copie van het bezwaarschrift werd afgeslagen. Hij, be
gunstigd door de rentmeester Beoostenschelde, lijkt bijna nog een figuur uit de
middeleeuwen.
Het raadsresolutiesregister (dl.CD, fol. 17) zegt over mr Jan van Dale, dat deze in
1558 enige keren verzocht hier te mogen praktiseren 'overmits tot Antwerpen
geëxamineerd is'. Het gezegeld certificaat daarvan wordt echter niet voldoende
geacht; hij moet zich hier weer laten examineren 'bij doctoren en licentiaten in
de medicijnen'. Ook zijn appel tegen het vonnis van schepenen, gelijkluidend,
van 21 October 1568 wordt op 15 november daarna afgeslagen. De op 6 septem
ber 1568 als poorter ingeschreven mr Jan van den Daele uit Dordrecht is mis
schien dezelfde geweest.
Veranderingen en traditionalisme
De chirurgijnsleerjongens van 15 a 16 jaar hebben zich eerst bezig gehouden met
eenvoudige hulpwerkzaamheden en het leren maken van de scherpe lancetten of
'vliemen'. Na drie jaren als ze om hun leerbrief verzochten, trad er al een ze
kere variatie op tussen de niet- en wèl-leergierigen. De eersten beperkten zich tot
het eenvoudige scheerwerk, de tweeden verkozen een opleiding tot chirurgijn.
Voor hen, die deze zekere verantwoording vereisende aanstaande werkkring
kozen, waren er eerst eenvoudige vraag- en antwoordboekjes, naast andere popu
laire werkjes over de bouw van het menselijk lichaam. Voor de meer leergierigen
69