II. HERDER EN LERAAR In dit hoofdstuk willen we Jacobus Willemsen nader bezien als herder en leraar. Omdat hij naast predikant ook hoogleraar was, zal achtereenvolgens aandacht worden besteed aan zijn functioneren als pastor, prediker en hoogleraar. 1Pastor Wanneer we Willemsen speciaal beschouwen als pastor, dan is het van belang dat we letten op de geschriften die hij heeft gepubliceerd. Een belangrijk deel daar van heeft hij namelijk uitgegeven om daarmee de gemeente een pastorale hand reiking te doen. Zo gaf hij de ouders met zijn uitgave van het werkje van Johan nes de Swaef een leidraad in handen voor de opvoeding van hun kinderen; met de bundel van P. Immens poogde hij in te gaan op de vragen die er leefden met betrekking tot het Avondmaal; het doel van de handleiding voor godvruchtig bid- dagvieren spreekt voor zichzelf. Met de gedichten die hij publiceerde van zich zelf en anderen, trachtte hij mensen op te wekken en te bemoedigen. Uit het feit dat Willemsen op deze wijze probeerde te zorgen voor toerusting van zijn ge meenteleden blijkt, dat hij van hen een actieve betrokkenheid bij het godsdien stig leven vroeg. Hij achtte het namelijk van het grootste belang dat de hoofden der gezinnen zich ten zeerste zouden inzetten voor het geestelijk heil van hun kinderen en tevens van hun dienstboden. Die laatsten hoorden er terdege bij, ook voor hen was men verantwoordelijk. Willemsen raadde zijn gemeenteleden aan gebruik te maken van een goede handleiding, bijvoorbeeld de Heidelbergsche Catechismus of Kort Begrip der Christelijke religie. Het volgende drukte hij hen op het hart: Leert en vermaant, daaruit, uwe kinders, uw dierbaar kroost, het zaad, dat de Heer u gegeeven heeft. t'Is niet genoeg uwe liefdezorg te bepaalen tot hunne tydelijke gy moet vooral en bovenal hunne geestelyke en eeuwige belangen op het oog hou den, en daar toe niet alleen gelegenheid geeven, dat zy, door anderen, onderwee zen worden: maar GY ZELF, GY ZELF, moet, door een naerstig onderwys en door hertemstige vermaaningen, met opzien tot den Heer om zegen en schynsel daar over, de zaaden van kennisse en godvrucht inhunne tedere herten zaajen. Ver zegelt ook dien arbeid van uwe liefde, met opgewekte lust en onder gemoedelyke indrukken, aan uwe dienstboden149. Hoewel hij het werk van Immens eensdeels heeft uitgegeven ter nagedachtenis van deze bekende Middelburgse prediker, heeft hij anderzijds hiermede zijn ge meente pastoraal willen dienen. Dit blijkt met name uit de wijze waarop hij aan dringt om van deze verhandelingen een nuttig gebruik te maken. Een nog dieper inzicht in het pastoraal bezig zijn van Willemsen krijgen we bij het kennisnemen van het geschriftje van J.W. Paris dat hij uitgaf150. In zijn jubi- leumpreek van 1774 zegt hij er zelf het volgende over: 149. Opdracht, geschreven door Willemsen, in: I. Schorer, Verzameling van uitgeleezene leer redenenMiddelburg 1763, 333. 150. J.W. Paris, Jezus de waare zondaarsvriend. Middelburg, 1779. 66

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1991 | | pagina 100