nissen worden door Willemsen alleen gegeven wanneer ze nodig zijn voor het beter verstaan van het Schriftwoord. Men komt ze tamelijk frequent tegen in zijn preken. Hoewel Willemsen formeel in zijn preken meestal een duidelijke schei ding aangeeft tussen explicatio en applicatio, blijkt hij in de praktijk zich lang niet altijd hieraan te houden. Dat het grammaticale aspect bij de Schriftuitleg door Willemsen van groot be lang werd geacht, blijkt ondermeer uit het feit, dat hij driemaal preekt over Psalm 4:5, omdat het Hebreeuwse voorzetsel 'beth' op drie wijzen vertaald kan worden ('spreekt in, met, en van ulieder hart')167. C. Gebruik van allegorie en typologie. Over het algemeen kan gezegd worden, dat Willemsen in zijn preken zich maar spaarzaam heeft bediend van allegorie en typologie. Een erg frequent gebruik kon niet worden vastgesteld. Een duidelijk voorbeeld van een preek waarin hij er wel toe overgaat, is zijn intredepreek te Middelburg van 1728168. De allegorische verklaring die hij daar geeft, is geheel volgens het model van zijn leermeester Lampe. I. Boot wijst erop, dat Lampe een heilshistorisch-profetische interpretatie van het Hooglied geeft, waarbij de methode der periodisering in zeven tijdperken ter hand wordt genomen169. Hooglied 7:8 t/m 8:8 is volgens deze indeling van Lampe de zesde periode, dat wil zeggen de tijd der Reformatie170. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Willemsen stelt, dat in zijn tekst (Hoogl. 7:11-13) de voor gangers der protestantse kerk aan het woord zijn, die Jezus vragen om uit te gaan en zijn Kerk te bezien. Zijn allegorische verklaring is dan als volgt: Zij die de woorden spreken zijn de protestantse leraars; de 'liefste' is Jezus; het veld is de Kerk; de dorpen zijn de bijzondere gemeenten; de wijnbergen zijn gemeenten waarin de gelovigen als wijnstokken bij elkaar zijn geplant; de druifkens enz. zijn de vruchten des Geestes171. Hier vinden we dus een duidelijk voorbeeld van zinnebeeldige verklaring. Een vorm van typologie vinden we bij Willemsen als hij stelt dat de priesters van het Oude Testament, herinneren aan het koninklijk priesterdom (de gelovigen) van het Nieuw Testament172. Concluderend kan worden gesteld, dat Willemsen in bepaalde gevallen ge bruik heeft gemaakt van allegorische verklaringen. Veelvuldig gebruik maken van allegoriën vinden we echter bij hem niet. D. De classificatiemethode. Bij de predikers der Nadere Reformatie en met name bij Lampe, zien we dat in de preken een sterk onderscheid wordt gemaakt tussen de hoorders. Vooral in de toepassing (applicatio) vindt dit plaats. De toehoorders worden onderscheiden in bekeerden en onbekeerden (de grote cesuur) en vervolgens worden deze hoofd categorieën vérgaand onderverdeeld. Onder de bekeerden krijgt men bijvoor beeld de volgende klassen: ontdekten, heilbegerigen, verzekerden etc. Dit ge- 167. Willemsen, Een graaggetrouw dienaar, 172. 168. WillemsenEene keurige verzameling, 11-75. 169. Boot, De allegorische uitlegging van het Hooglied voornamelijk in Nederland. Woerden 1971. 170. Lampe, De verborgentheit van het genade-verhondt, dl 4, 265 e.v. 171. Willemsen, Eene keurige verzamelinge, 23-50. 172. Preek over Psalm 139:18, in: hs GWM. 71

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1991 | | pagina 105