dit punt heeft laten gezeggen door Voget, die van oordeel was dat men met het toepassen der allegorese 'gematigd en spaarzaam' diende te zijn187. d. Met betrekking tot de classificatiemethode kan gezegd worden dat Willemsen een enkele maal volledig de schematische methode van Lampe hanteerde. In de meeste gevallen paste hij echter een veel minder ver doorgevoerde indeling toe; in sommige gevallen zelfs alleen de grote cesuur. e. In het taalgebruik toonde Willemsen eveneens affiniteit met Lampe. Dat hij diens standpunt geheel deelde op dit punt blijkt ook uit latere uitlatingen188. f. Een deel van de overige karakteristieken van Willemsens preken vinden we ook bij Lampe. Ook diens preken waren in de regel lang en in veel gevallen zeker niet tijdloos189. Resumerend kan worden gesteld dat er een sterke correlatie bestaat tussen de prediking van Willemsen en die van Lampe. Alleen op het punt van het gebruik van allegorie en de toepassing der classificatiemethode constateren we een signi ficant verschil. Hoewel Willemsen zijn leermeester in zijn predikwijze niet slaafs is gevolgd, kan hij zeker als een zuivere Lampeaan worden aangemerkt190. 3. Hoogleraar Nadat Willemsen in 1740 voor het beroep naar Amsterdam had bedankt, werd hem door de Middelburgse magistraat het professoraat aan de Illustre School aangeboden. Over deze instelling eerst het volgende. De Illustre School te Middelburg Door W. Frijhoff is een beschrijving gegeven van de perikelen rondom de vesti ging en het bestaan van de Illustre School te Middelburg191. De school kende niet bepaald een florissant bestaan, meerdere keren werd ze gedwongen haar deuren te sluiten. In 1709 werd door de magistraat van Middelburg nog weer een poging gedaan de school te heropenen door de benoeming van Johannes Aaltius tot hoogleraar in de theologie. Deze poging had een resultaat van langere duur. Het atheneum bleef zonder onderbreking in stand tot het einde van de Franse tijd. Be treffende de opzet van de school kan worden gezegd dat ze in zekere zin een open karakter had, hetgeen onder meer tot uiting kwam in het feit dat de colleges niet in een academiegebouw werden gegeven, maar in de zogenaamde wandel- kerk192. Ook vonden ze wel plaats in het gebouw van de Latijnse school en bij de professoren aan huis. De volgende predikanten waren achtereenvolgens aan de school verbonden als professor in de theologie; Johannes Bierman, van 1710 tot 1721; Albertus Voget, van 1721 tot 1727; Samuel Koenraad de Bruijne, van 1729 187. Heerspink. De godgeleerdheid en hare beoefenaars aan de hoogeschool te Groningen Groningen 1864. dl 1,93-100 188. Zie hoofdstuk 4. p. 189. Snijders. Friedrich Adolf Lampe, 25. 190. In de literatuur wordt A. Voget wel genoemd als leerling van Lampe vgl. J. Hartog, Ge schiedenis van de predikkunde. Amsterdam 1861. 155. Door K.M. Witteveen is opgemerkt dat Daniël Gerdes een meer getrouw leerling is geweest dan Voget, vgl. K.M. Witteveen, Daniël Gerdes, Groningen 1963, 110. Ditzelfde kan ook gezegd worden van Jacobus Willemsen. 191. W. Frijhoff, 'Zeelands Universiteit'. 192. De wandelkerk is gelegen tussen de Nieuwe kerk en de Koorkerk, onder de abdijtoren. 74

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1991 | | pagina 108