tot 1739; en Gerhardus van Hemert, als hoogleraar in de filosofie, van 1725 tot
1749. Naast dezen waren er lectoren in letteren en geschiedenis en in anatomie
en chirurgie. Bij de benoeming van Willemsen in 1740 was zijn geestverwant De
Bruijne juist vertrokken naar Amsterdam.
Op 21 september 1740 hield Willemsen zijn oratie, getiteld: De angelis Ecclesiae
mysticis (over de geheimzinnige engelen der Gemeente)193. Betreffende de in
houd en het doel van zijn rede zegt hij zelf:
...waar in ik my/ tot myne opwekking/ aanmoediging en navolging eene schets
voorstelde van eenen graaggetrouwen en Engelachtigen Leraar, die/ op het voet
spoor der Engelen, dier gedienstigen geesten, waar van de Apostel spreekt Hebr.
1:14, met al den ernst/ die hem mogelijk is/ ook tracht bevorderlijk te zyn aan den
geestelyke en eeuwige belangen der genen/ die de zaligheid beërven zullen194.
Willemsen gaf onderwijs in de zogenaamde voorbereidende letteroefeningen tot
de godgeleerdheid. Dit kwam voornamelijk neer op Oosterse talen met als be
langrijkste vak het Hebreeuws.
Slechts zeer korte tijd nadat hij zijn werk begonnen was, werd zijn hartsvriend
Izaak Schorer naast hem tot professor in de kerkgeschiedenis benoemd. Tegelijk
met Schorer en Van Hemert gaf hij zijn openbare lessen. Volgens H.J. Krom be
handelde hij in zijn college uitlegkunde vele bijbelgedeelten uit Genesis195.
Willemsen stond bekend als groot kenner der Oosterse talen: Arabisch, Sy-
risch en Chaldees. Vrolikhert vermeldt dat prof. Albertus Schultens, die alge
meen als een der meest gezaghebbenden op het terrein der Oosterse talen gold,
de deskundigheid van Willemsen zeer roemde en er met 'ophef' over sprak196.
Het aantal studenten is ten tijde van Willemsen vermoedelijk niet erg groot ge
weest. Zelf spreekt hij over 'eenige jongelingen'.
Toch heeft Willemsen mogen bijdragen aan de vorming van een aantal jonge
mannen die met ere de kerk hebben mogen dienen. Een leerling die later zijn
leermeester nog in een aantal gedichten vereerde is H.A. Tollé, later onder an
dere predikant te Westkapelle en daarna in Veere197. Niet alle leerlingen van Wil
lemsen zijn predikant geworden. Zo ging Hendrik Jan Halffman medicijnen stu
deren. In zijn dissertatie, die hij opdroeg aan Willemsen, verontschuldigde hij
zich dat hij was afgeweken van zijn aanvankelijk voornemen om theologie te
gaan studeren en de kerk te gaan dienen. Als oorzaak van deze koerswijziging
gaf hij op: aliter Devinae providentiae visum sit. Willemsen werd niettemin be
dankt voor zijn begeleiding198. De meest bekend geworden leerling is zonder
twijfel Theodorus Adrianus Clarisse (1741-1792). Te West-Souburg geboren,
werd hij eerst opgeleid door Willemsen, om vervolgens zijn studie te vervolgen
193. In druk is de oratie niet verschenen, wel is een handgeschreven exemplaar (vermoedelijk
het origineel van Willemsen) bewaard gebleven; Zeeuwse Bibliotheek, handschriften KZGW.
hs. 4091.
194. Willemsen, Een graaggetrouw dienaar, 185-186.
195. Krom, Lijkrede, 52.
196. Vrolikhert, Vlissingsche Kerkhemel230.
197. Tollé, lets van Tollé Vere 1790.
198. A. van Santen, 'Een 18e eeuws pleidooi voor jong moederschap, van de Middelburgse
medicus-koopman dr Hendrik Jan Halffman (1729-1813)'. in: Zeeuws Tijdschrift38, 143-144.
75