Daarna zegt hij:
Ik moest het doen omdat het dierbaarste zielenvoedsel, dat in des mans schriften
is, nimmer soud ontwrongen worden, waarin ik weet dat soo gij die leest uwe
ziele lieflijk weijden zal. door de aangenaamste dierbaarheden van het koningrijk
der Hemelen221.
Uit deze woorden blijkt, dat Willemsen een heel bewust navolger van Lampe
was en ook niets anders wilde zijn. De bovenvermelde ontboezemingen deed
Willemsen aan het begin van zijn loopbaan. Gezegd moet worden dat hij een
halve eeuw later nog eenzelfde geluid liet horen. In de jubileumpreek, die hij ge
houden heeft in 1774, sprak hij nog geheel op dezelfde wijze over Lampe. Hij
sprak in die preek tevens uit, hetgeen hij steeds had voorgestaan:
Ik heb de waarheid, zoo als zijvolgens Gods Woord/ in onze FORMULIEREN
VAN ENIGHEID begreepen is/ zowel met mijn hart geloofd, als met mijnen
monde gepredikt. Ik heb de fondamentele leerstukken van onze Godsdienst, zoals
die gebouwd zijn op het fondament der apostelen en profeeten, volstandig aange
kleefd222.
Gezien deze woorden kan Jacobus Willemsen met recht worden aangemerkt als
een waar gereformeerd godgeleerde.
In de jubileumpreek komt ook de controverse van weleer nog even om de hoek
kijken. We lezen namelijk:
Gelijk ik ook/ uit dien zeiven grond/ de diepste verborgenheden van Gods Wezen,
wegen en werken, die voor het menschelijk en eindig vernuft ondoorgrondelijk
zijnaltoos liefst heb willen verklaaren met Gods eigene woorden, die alle men-
schelijke woorden, oneindig ver overtreffen223.
Hieruit blijkt, dat Willemsen nog steeds in navolging van Lampe de woorden
'mededeling van het Goddelijk Wezen', bleef verwerpen. We constateren dat
Willemsen het eenmaal ingenomen standpunt nimmer verlaten heeft.
Thans willen we nog nader ingaan op het theologisch bezig zijn van Willemsen
teneinde te kunnen vaststellen in hoeverre hierin overeenkomst is met Lampe.
We zijn genoodzaakt ook hiervoor ons te richten op de prediking. In hoofdstuk 2
is aangetoond, dat Willemsen in zijn wijze van preken in sterke mate Lampe is
gevolgd. In hoeverre geldt dit nu ook de inhoudelijke kant der prediking, kan
men zich afvragen. In het laatste door hemzelf gepubliceerde geschrift geeft Wil
lemsen een samenvatting van hetgeen steeds door hem gepredikt is. Zelf spreekt
hij van 'de hoofdsom, het kort begrip der zaake van alles, wat gij van mij ge
hoord hebt'224.
221. Ibidem, 430.
222. Willemsen, Een graaggetrouw dienaar, 257.
223. Ibidem, 257.
224. Willemsen, Een graaggetrouw rentmeester, 180.
84