Hoewel de oproep tot levensheiliging bij Willemsen duidelijk aanwezig is, neemt ze geen overheersende plaats in. 3. De tale Kanaam F.A. Lampe heeft ervoor geijverd dat men zich in de kerk weer zo veel mogelijk zou bedienen van een bijbels spraakgebruik. Dit spreken met bijbelwoorden kreeg de naam 'tale Kanaans'241. Jacobus Willemsen is hier een uitgesproken voorstander van geweest. Hij achtte het zeer laakbaar dat men steeds meer woor den was gaan gebruiken die niet aan de Bijbel waren ontleend. In plaatse van met Gods woord en schriftuurlyk te spreeken, bedient men zich van onschriftuurlyke woorden, ja wil die voor het Schibboleth der rechtzinnigheid doen doorgaan242. Voorts zegt Willemsen dat men aan de woorden der Heilige Schrift denkbeelden en begrippen hecht die deze nooit gehad kunnen hebben en dat daardoor de ge wichtigste waarheden worden verward en verduisterd. Willemsen vergelijkt de ontstane situatie met de tijd van Nehemia, toen de kinderen half Asdodisch spra ken en hun eigen taal bijna verleerd waren. De bijbeltaal is volgens Willemsen de spraak van Kanaan, die in Zefanja 3:9 een reine spraak wordt genoemd. De godsgeheimen dienen verklaard te worden, 'niet met woorden die de mensche- lijke wijsheid leert, maar met woorden die de Heilige Geest leert'. Dit was ook de spraak van de Heere Jezus, die daarom tot de Joden zei: 'Waarom kent gij mijn spraak niet?' De school van de opperste wijsheid en van de Heilige Geest heeft haar eigen wijze van uitdrukken; die beschouwt ze als haar licht. De bijbelwoorden zijn, als er tenminste geen onschriftuurlijke denkbeelden aan worden gehecht, het meest krachtig en geschikt om de heilgeheimen van het Koninkrijk Gods uit te druk ken, vindt Willemsen. Met grote instemming citeert hij W. Peiffers, die een voor rede schreef in een werk van H. Witsius243. Dit stuk komt geheel overeen met de woorden van Willemsen zelf. Ook Peiffers zegt, dat er een omgekeerde situatie is 241. Brienen, De prediking van de Nadere Reformatie77, geeft terecht aan. dat het hier om een andere betekenis gaat dan er later onder werd verstaan (vgl. Van de Ketterij, De weg in woorden). 242. Voorrede Willemsen, in: I. Schorer, Verzameling van uitgeleezene Leerredenen, 268. 243. H. Witsius, Vredelievende aanmerkingen over de verschillen (Antinomianen en Neono- mianen), Amsterdam 1754. Graafland, Van Calvijn tot Barth, 259, merkt op: 'Wij krijgen uit deze voorrede de indruk, dat hier een predikant aan het woord is, die beslist wil staan in de tra ditie van de Gereformeerde orthodoxie, daarin met name zich verwant voelt met de piëtistische vleugel ervan, maar niet mee kan gaan met diegenen, die de orthodoxe waarheid op haar spits willen drijven en met het oog daarop de toevlucht nemen tot een bepaald theologisch systeem. Volgens hem komt de Schrift daardoor in de schaduw te staan, verliest de vroomheid haar kracht en ontstaat er twist en tweedracht onder de broeders, waar juist de vrede alleen dient. Ook al noemt Peiffers de namen van Comrie en Holtius niet, het wordt wel tussen de regels duidelijk, dat hij zeker ook hen op het oog heeft gehad, wanneer hij spreekt over hen, die afwij zen alles, wat niet met hun 'systema' overeenkomt, ook al is er sprake van een fundamentele eenheid'. 90

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1991 | | pagina 124