Gelegenheidsgedichten en pamfletten
Gelegenheidsgedichten zijn volgens J. Bouman: geboorte-, huwelijks-, lijkge-
dichten enz. op particuliere personen275. In hoofdstuk 1 is opgemerkt dat te Mid
delburg een kring van personen bestond die elkaar met dergelijk 'dichtwerk' ver
blijdden. Een veel voorkomend gebruik was ook het schrijven van een gedicht
ter aanprijzing van een boek. Ook Jacobus Willemsen hield zich hiermee bezig.
Van zijn hand verschenen zegewensen, huwelijkszangen en een aantal
lijkdichten276.
Gedichten waarin officiële, politieke personen worden bezongen, worden gere
kend tot de pamfletten. Dergelijke gedichten zijn ook door Willemsen gemaakt.
De volgende kunnen worden genoemd:
Heilwensch aan den doorluchtigsten vorst en heere, Willem Karei Friso ver-
koozen stadhouder ingehuldigd binnen Middelburg in Zeeland, den van
bloeimaand MDCCXLVIITe Middelburg, gedr. by Leenderd Bakker (1747).
Nederland in den rouw of Herts- en lyktraanen ter onsterfelyke gedachtenis van
den doorluchtigsten. hoogstgeboren vorst en heere Willem Karei Henrik Friso,
door Gods genade, prinse van Oranje en Nassau enz. enz. op het onverwacht
en tot zielinnige droefheid overleeden den 22sten van den wynmaand. MDCCL1.
Uitgestort door Jacobus Willemsen Te Middelburg, by Hendrik Sas, boekver-
kooper (1751
Lykgedichten op het smertelyk overlyden van den Weledelen Grootachtbaaren
Heere, den Heere, Mr. Wilhelm van Citters ontslaapen den 28sten November
1758 door Jacobus Willemsen. Johan de Raad e.a. Middelburg. 1758).
Opwekking aan myn dierbaar Middelburg by gelegenheid der blyde inkoom-
ste, in Zeelands Hof- en Hoofdstad, van den Doorluchtigsten Vorst en Heere Wil
lem den Vyfden, Prinse van Oranje en Nassau enz. den 22sten Mei 1766 (door
Jacobus Willemsen). Middelburg (1766).
Geestelijke poëzie
In 1775 verscheen van de hand van Willemsen een gedichtenbundel met eigen
werk, getiteld: Hertsterkte in Jehova.
Hoewel de titel typerend voor Willemsen lijkt te zijn - de naam Jehova gebruikte
hij immers heel erg veel - kan het ook zijn dat hij deze ontleend heeft aan een ge
dicht van Van Lodensteyn277. Uit de ondertitel blijkt dat Willemsen met deze
bundel wilde opwekken tot godzaligheid. Zijn voorwoord richt hij derhalve aan
'de heilbegerige en heilzoekende lezer'. Niet eerder waren er stichtelijke gedich
ten van zijn hand verschenen. Als reden hiervoor noemt hij: 'omdat er veel be-
275. J. Bouman, Nederlandse Gelegenheidsgedichten voor 1700 in de Koninklijke Biblio
theek te 's-Gravenhage, 's-Gravenhage 1982.
276. Vgl. M. Daamen en A. Meijer. Catalogus van gedrukte Nederlandse gelegenheidsge
dichten uit de zeventiende en achttiende eeuw in de Zeeuwse Bibliotheek te Middelburg, Mid
delburg 1990.
277. Vergelijk het opschrift boven het gedicht: 'Soet gezelschap dat met mij', in: J. van Lo
densteyn, Uytspanningen, Amsterdam 1727.
102