De variant Cleewaerd werd nog in de veertiende eeuw in Zeeland regelmatig als voornaam aangetroffen. Elders heb ik er al op gewezen, dat de namen op -dam(me) op waterstaatkun dige gronden naar verhouding jonger moeten zijn dan die op -dijk(e) (Rentenaar 1991, 64). Het geringe aantal samenstellingen met een persoonsnaam als eerste lid lijkt mij daarvan een onomastische bevestiging te zijn. De aanleg van de oud ste dijken is het resultaat geweest van privé-initiatief, wat zijn neerslag heeft ge vonden in de namen. Het leggen van dammen is veel meer het werk van de ge meenschap als geheel geweest. Naamgeving naar individuele personen kon daarbij niet zo gemakkelijk plaats vinden. Ditzelfde argument geldt trouwens ook voor de namen op -sluis, waar de antroponymische oogst nog geringer is. Gottschalk zegt weliswaar dat het verdwenen stadje Hugersluis ten zuiden van Terneuzen genoemd was naar Hugo van Steenland, maar de -er-afleiding in de plaatsnaam komt mij zo merkwaardig voor, dat ik het maar liever op een 'non li quet' houd (Gottschalk 1984, 56). Namen op -haven Mogen wij namen van havens tot de 'artefaktnamen' rekenen of moeten wij ze als natuurnamen beschouwen (Dalberg 1988, 34-35)? Omdat er bij hun aanleg of ontstaan toch wel enig grondverzet aan te pas is gekomen breng ik ze maar onder in dit 'waterstaatkundig' gedeelte van mijn verhaal. 's-Heer-Arendshaven, verdwenen ten zuiden van Schouwen (Fokker I 1909, 222, 300), a. 1342 Huidzee dat nu heet Heer-Aernoudshaven Reg Han 1881, 284); a. 1530 Serootshaven (Fruin 1908, 152); a. 1537 Seraertshaven (Cau 1878, 75): PN Aernoud. Loocxhaven, eveneens verdwenen ten zuiden van Schouwen (Fokker I 1909, 300), a. 1530 LocLxhaven (Ermerins VIII/2 1797, 180). De toenaam Looc was in Zeeland bekend, vgl. a. 1366 heren Hughen Looc (Unger II 1926, 188). Brouwershaven, a. 1318-9 Brouwershaven RZ I, 63). De plaats is 'zo ge noemd naar het Delftse bier dat van hier naar Zeeland werd versleept' (Van Ber- kel en Samplonius 1989, 40). Het verhaal is al oud, want het wordt al verteld door Reigersberg: 'Brouwershaven, na dat wy in sommighe Chronijcken ende gheschriften bevonden hebben, plach een haven te wesen, daer dat meeste bier uyt Hollandt inne quam, waer af dattet synen name ghekreghen heeft' (Boxhom I 1644, 31). Dat klinkt overtuigend, maar toch geloof ik het niet. In de eerste plaats vinden we in de bronnen geen aanwijzingen dat Brouwershaven speciaal als doorvoerhaven van Hollands bier heeft gefunctioneerd. In de tweede plaats zijn er naamkundige bezwaren tegen deze verklaring, omdat het motief van de naamvorming niet klopt. Brouwers zaten thuis en brouwden. Hun bier werd door schippers vervoerd. Zij kwamen zelf nooit in de plaatsen waren hun produkten werden overgeslagen, dus ook niet in Brouwershaven. Het noemen van plaatsen naar mensen die er nooit kwamen, gebeurde alleen als het vorsten of heiligen be trof. Bij gewone stervelingen kan ik mij een dergelijk toponymisch hoogstandje moeilijk voorstellen. Kijken wij naar de manier waarop -/tave/t-namen zijn samengesteld, dan biedt zich een andere verklaringsmogelijkheid aan. Wij hebben al gezien dat we bij s-Heer-Arendshaven en Loocxhaven met een persoonsnaam te doen hadden. Dit 9

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1991 | | pagina 43