Microtoponiemen in de lijst van Echternach
Zoals ik hierboven al heb aangekondigd, zal ik de natuur- en veldnamen als één
semantische groep behandelen. Dat ontslaat mij terstond van de verplichting om
naar volledigheid te streven. Hun aantal is namelijk zo groot, dat zij nooit alle
een plaats in dit artikel zouden kunnen krijgen. Zeker als wij de poldemamen
erbij rekenen - en waarom zouden wij dat niet? - zitten we bovendien nog met
het probleem van de lange productiviteitsperiode. De naamgeving in deze cate
gorie is tot recente tijd doorgegaan en de manier waarop de jongste namen zijn
gevormd blijkt zich vaak nauwelijks te onderscheiden van de wijze waarop dat is
gebeurd bij de middeleeuwse namen.
Ik laat de poldernamen terzijde in de hoop dat zij nog eens afzonderlijk zullen
worden behandeld. Verder beperk ik mij hier tot enkele losse opmerkingen en ik
begin met het inlossen van een belofte. Ik moet immers nog uitleggen waarom ik
de -/?ew7-namen uit de Lijst van Echternach niet tot de nederzettingsnamen op
-heem reken, maar tot de veldnamen op -hem 'hoek land' (Rentenaar 1990b,
270). Mijn eerste argument geldt de context waarin deze namen voorkomen
(Fruin 1892, 291-306; Tack 1939, 52-72). Zij functioneren in de Lijst als veldna
men, op dezelfde manier als andere namen waarvan het microtoponymisch ka
rakter nooit ter discussie is gesteld. Pour besoin de la cause kan men natuurlijk
zeggen dat het juist bij deze -hem-namen om 'Wüstungen' gaat, maar het lijkt
mij moeilijk daarvoor argumenten te vinden. Bovendien ontbreken in de Lijst nu
net de -ingaheem-namen, die wel onmiskenbare nederzettingsnamen zijn. Een
ernstig obstakel vormen verder de diminutiefvormen, waarvan één zelfs als sim
plex voorkomt, a. 1181-1210 cop. Heimkinen een ander een twijfelachtig pro-
priaal karakter heeft, a. 1181-1210 cop. Heimkin S. Willibrordi. Dergelijke vor
mingen treffen we toch nergens in de Germania aan onder de -heem-namen. Daar
komt nog bij dat het simplex Hem vaker in de Zeeuwse toponymie voorkomt,
wat het vermoeden van een oorspronkelijke veldnaam alleen maar versterkt. Ik
noem De Hem, straat- en waternaam in Zierikzee, vermeld sinds de vijftiende
eeuw (De Vos 1933, 21), a. 1637 de meet genaemt 't Hemmeken te Waarde (Dek
ker 1971, 283), het Hemmeken, het Hemdeken, veldnaam te Koudekerke (W.)
Veldnamen Koudekerke (W.) 1980, 32). Dit lijken mij voldoende redenen om de
-hem-namen die hieronder volgen, tot de microtoponiemen te rekenen. Voor
zover ze uit de Lijst van Echternach stammen is hun lokalisering 'verdwenen op
Walcheren' en hun datering 'a. 1181-1210 cop.' In het Lexicon lezen wij boven
dien dat het om een slechte gelijktijdige copie gaat.
Ik begin met de samenstellingen met tweeledige germaanse persoonsnamen:
EverdeisheimkinPN Everdei.
Giverdehemkin: PN Giverd. Lexicon, 150, voert deze naam terug tot *Gidfrid.
Mij lijkt een ontwikkeling uit Gevehard Gebahard meer waarschijnlijk (Ta-
vemier-Vereecken 1968, 72; Förstemann PN, 633).
GusfertheshemPN Gusferth(l). Is deze misschien ontwikkeld uit Gosfridus,
een samenstelling met Godsol Er zou dan wel franse invloed meespelen (Taver-
nier-Vereecken 1968, 86, 99).
Herkenboldeshem: PN Herkenbold Erkenbold met prothetische h- Lexicon
176).
Higsewihem. Hier moet de etymologie het waarschijnlijk afleggen tegen de
slechte copiale overlevering of tegen de heel eigen ontwikkeling van de Zeeuwse
18