mogelijk ook 'restant van een zeearm'. Het is dan ook gevaarlijk de ouderdom van de namen die met deze woorden zijn samengesteld te dateren aan het begin van de dijkenbouw in Zeeland. Reimerswaala. 1203 Reimarswaia. 1214 Reimerswala', a. 1240 Wala OBHZ Kruisheer II, 604): PN Reimar Reginmar. Dudenwaal, verdwenen te Ellemeet, a. 1318-9 Dudenwale (RZ I, 102): PN Dudo. Godewaal, verdwenen op Tholen, a. 1318-9 Godewale RZ I, 60): PN Gode. Lauwardswaal, verdwenen op Schouwen, a. 1339-42 Lauwards wael (RZ II, 77): PN Lauwaerd, jongere samenstelling met -aerd bij Lauwe, een hypocoristi- sche vorm van de christelijke naam Laurentius (Van der Schaar 1953, 202). Ser Poppenwaal, verdwenen weel bij Sint-Maartensdijk, a. 1339-42 tser Pop pen weel (RZ II, 56); a. 1339-42 ser Poppen wael (RZ II, 70): PN Poppo. Zegt het feit, dat persoonsnamen eigenlijk alleen maar bij een beperkt aantal watemamentypen voorkomen nu iets over de ouderdom van die typen of over de aard van de benoemde wateren? Ik denk vooral het laatste. Immers, de vorming van samengestelde waternamen met persoonsnamen begon overal in het ger- maanse taalgebied al vrij vroeg. De mate waarin dat gebeurde, was echter ver schillend. Wellicht hangt dat samen met bepaalde eigendomsverhoudingen en met de topografische situatie ter plaatse. Wateren die namen op -ee of -vliet dra gen, vinden we in Zeeland soms nog terug als kreekruggen en daarvan is bekend dat zij geliefde vestigingsplaatsen waren. Dat betekent evenwel niet dat wij in de hierboven genoemde namen nu steeds de naam van de eerste aanwonende voor ons hebben. Het motief voor de vorming van een plaatsnaam met een persoons naam hoeft niet altijd in bezits- of bewoningsverhoudingen gelegen te zijn. De rol van het incident, bij waternamen bij voorbeeld een verdrinkingsgeval, mag zeker niet worden uitgesloten (Kuhn 1953, 163-164). Het enige wat we mis schien mogen zeggen is, dat de wateren die namen op -ee, -vliet of -waal-weel kregen, intenser gebruikt werden of een centralere plaats in de samenleving inna men dan andere, waardoor de kans groter was dat zij met de naam van een dorps bewoner of passant werden samengesteld. Als we uitgaan van de verhouding van het aantal tweeledige persoonsnamen ten opzichte van jongere naamtypen, mogen we aannemen dat de namen op -ee als groep ouder zijn dan die op -vliet, terwijl die op -waal/ -weel chronologisch de rij sluiten. Dit komt dan aardig overeen met de opvattingen van Schönfeld. die wat de eerste twee typen betreft eenzelfde volgorde constateerde (Schönfeld Wn, 55-56, 139-142, 145-150). Of we evenwel zover mogen gaan als hij deed en de bloeitijd van de namen op -ee terugvoeren tot de volksverhuizingstijd. lijkt mij wat te gewaagd. Ik acht het daarentegen zeker dat zij, in tegenstelling tot een deel van de namen op -waal/ -weel ,van vóór de tijd van de dijkenbouw dateren. Conclusie Aan het einde van onze rondgang door de Zeeuwse toponymie rest de vraag of de samenstellingen met persoonsnamen ons iets hebben kunnen vertellen over de geschiedenis van Zeeland in de middeleeuwen. Wat de sociale kant daarvan be treft, is de oogst niet groot. Het was opvallend, dat vrij veel antroponiemen al leen op de Zeeuwse eilanden bleken voor te komen en dan nog vaak tot ver in de 24

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1991 | | pagina 58