(1662-1711). Deze behoorde tot de zogenaamde ernstige Coccejanen. Hij was
een prediker met een mystieke inslag. In dit laatste toont hij overeenkomst met
Jodokus van Lodensteyn. Met hem had Van Houten tevens gemeen dat ook hij
zich graag uitte in mystiek-getinte geestelijke poëzie. Jacobus Willemsen heeft
deze liefde, die ook al bij zijn grootvader aanwezig was, duidelijk ook van deze
predikant uit zijn jeugd overgenomen. Door toedoen van F.A. Lampe zou dit
later nog worden versterkt. Het is dan ook niet verwonderlijk dat we in de preken
van Willemsen de gedichten en geestelijke liederen van bovengenoemde dichters
talloze malen tegenkomen. Het meest frequent citeerde hij echter Lodensteyn.
De prediking van Bierman kon hij ook erg waarderen. Bij hem deed hij op
achttienjarige leeftijd (16 september 1716) belijdenis van zijn geloof. Heel dik
wijls werden de preken die hij in de kerk beluisterde door hem opgeschreven.
Zes jaar lang bezocht hij de Latijnse school. Hij nam van deze school afscheid
op 18 februari 1716 met een redevoering in het Latijn: De Natali die Salvatoris
Jezu Christi (over de geboortedag van de Zaligmaker Jezus Christus). Hij bleef
daarna nog bijna anderhalf jaar te Middelburg om zich nader te laten onderrich
ten in het Grieks en in de oosterse talen. Nicolaas Treytel. predikant van de Lu
therse Gemeente te Middelburg, werd zijn leermeester. Hij kreeg van hem onder
richt in het Hebreeuws, Chaldees en Syrisch. Reeds hier blijkt zijn bijzondere
interesse voor de taalkunde. Later zal hij zich op dit gebied ontwikkelen als een
groot deskundige.
In diezelfde periode werd hij zich meer bewust van zijn zonde en verdorven
heid. 'Doch de Heer, die goed is en wiens naam Ontfermer is, hield nog de hand
aan mij', zegt hij later18. Zeer nuttig was hem, zo vertelt hij verder, het lezen van
het eerste deel van Lampes geschrift over het genadeverbond19. Hij zegt erover:
De overdenking daarvan was mijner ziele zoet. Ik kreeg/ daar door/ een diep in
zien in de noodzakelijkheid eener zalige verbondsbetrekkinge tot den Drieëenigen
zaligen Verbonds God. Dit bewoog/ dit overreedde en drong mij/ om mij/ met alle
hartelijkheid/ aan God in Christus tot een eeuwig eigendom op te draagen/ en om
tot zijn gunst- en bondgenoot, inde toebrenging zijns Geestes/ vernieuwd en ge
heiligd te worden. En/ bedrieg ik mij niet/ zo heb ik hope/ dat mijne overtuiging
reeds toen/ eer ik noch naar de Akademie ging/ tot stand gebragt en tot geloof en
bekeering is doorgebroken20.
3. Studie te Utrecht
In het jaar 1717 verliet Willemsen Middelburg om te gaan studeren te Utrecht21.
De reden waarom Jacobus Willemsen zijn keuze liet vallen op de Akademie van
Utrecht is vrijwel zeker gelegen in het feit dat de Coccejaanse richting daar een
dominerende positie was gaan innemen. Willemsen zegt dan ook, dat hij er voor
treffelijke hoogleraren aantrof22. In de theologie doceerden Röell, Van Alphen en
18. Ibidem, 139.
19. Lampe, De verborgentheit
20. Willemsen, Een graaggetrouw dienaar, 140.
21. BLCNP vermeldt ten onrechte 1719 als aanvangsjaar van de studie te Utrecht.
22. Willemsen, Een graaggetrouw dienaar, 143.
38