Burman. In de voorbereidende wetenschappen: Reland, Dukerus en Serrurier. De aankomende student diende zich de eerste jaren vooral nog met de laatstge noemde wetenschappen bezig te houden. Bij professor Reland ontving Willem- sen onderwijs in de Hebreeuwse oudheden en in het Arabisch23. Tevens trachtte hij zich blijvend te oefenen in het Hebreeuws, Chaldees en Syrisch. Ook zijn voornemen om in één jaar tijd de gehele Hebreeuwse bijbel te lezen, probeerde hij naarstig te volbrengen. Het onderwijs van Reland werd echter spoedig afge broken. Een half jaar na de aankomst van Willemsen, (5 februari 1718) overleed deze man op 41-jarige leeftijd aan een kinderziekte. Voor Willemsen was dit een geweldige slag. Zelf zegt hij: 'Dit smerte mij tot aan de ziele'24. Kennelijk had hij reeds met deze hoogleraar een heel goede band. Hij ervoer het daarom als een bijzondere eer dat hij met enige andere studenten bij de begrafenis als drager mocht fungeren. Voor deze laatste liefdedienst schonk de weduwe Reland aan al deze studenten ter gedachtenis een zilveren penning. Tijdens deze begrafenis deed zich overigens nog een merkwaardig voorval voor: één der dragers, te weten de student Vriemoet (later hoogleraar te Franeker) was zo in gedachten verzonken, dat hij voorover in het graf op de doodskist van zijn geliefde leer meester stortte. Door Willemsen wordt jaren later dit voorval nog eens uitvoerig uit de doeken gedaan, met name omdat over deze geschiedenis weer de nodige misverstanden waren ontstaan25. De plaats van Reland werd daarna ingenomen door David Mill. Bij hem zette Willemsen de studie in genoemde vakken voort. Onder voorzitting van Mill ver dedigde hij op 13 december 1719 een redevoering over de wet van Mozes, aan gaande het verwisselen der klederen onder man en vrouw (Deuteronomium 22:5). Deze verhandeling heeft hij opgedragen o.a aan zijn vroegere leermeester Treytel en aan zijn stiefvader De Swarte. Bij Dukerus volgde hij lessen in algemene historie en bij Serrurier onder an dere in wijsbegeerte. Op aanraden van vrienden volgde hij in het eerste jaar reeds de colleges van Röell over de natuurlijke godgeleerdheid. Hij wilde op die manier een grond leg gen om zich later hierin nog meer te oefenen. Omdat hij echter nog ongewoon was aan een dergelijke wijsgerige denkwijze, gaf het hem niet zoveel voordeel als hij wel gehoopt had, zegt hij later26. Hij hoorde Röell overigens met zeer veel genoegen en werd zeer gesticht door zijn voorbeeldige nederigheid, vriendelijk heid en tedere belangstelling en zorg voor zijn leerlingen27. De keuze van Wil lemsen om zich onder de leerlingen van Röell te scharen is niet zonder betekenis. Röell was namelijk sedert 1686 aan de hogeschool te Franeker opgetreden als voorstander van het gebruik der rede in de christelijke religie. Dit bezorgde hem een scherpe twist met zijn ambtgenoten. Nadat deze storm enigszins was geluwd, ontvlamde een heftige strijd over het leerstuk van 'de eeuwige generatie van de Zoon'. Röells visie hierover week af van de traditionele kerkelijke opvatting be treffende dit leerstuk2*. Dit werd een geruchtmakende kwestie, die meer dan lo- 23. Reland was een zeer vermaard man, door Willemsen daarom steeds aangeduid als de "grote" Reland. 24. Willemsen, Een graaggetrouw dienaar, 144. 25. Ibidem, 145-147. 26. Ibidem, 148. 27. Ibidem. 148. 28. Vgl. Reitsma, Geschiedenis van de Hervorming618 e.v. 39

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1991 | | pagina 73