kale belangstelling kreeg. In Friesland zelf werd in 1691 de zaak bijgelegd29. In Holland en Groningen werd zijn leer echter veroordeeld. Dit was in feite ook het geval in Zeeland. Hier kwamen in 1693 de zogenaamde Vijf Walcherse Artikelen tot stand. In deze artikelen werden de beschouwingen van Röell, en tevens die van Balthasar Bekker en Johannes Vlak aangemerkt als onrechtzinnig. Deze arti kelen moesten door de aanstaande predikanten worden ondertekend. In 1701 werd daarbij door de classis Walcheren nog eens een zevental vragen tegen de leer van Röell geformuleerd30. Uit dit alles blijkt, dat de leer van Röell onder felle kritiek stond en men maakte zich derhalve wel enigermate verdacht wan neer men zich bij zijn leerlingen durfde te voegen. Röell heeft op de jonge Willemsen een heel diepe indruk gemaakt. Dit blijkt uit de positieve uitspraken die Willemsen jaren later nog over zijn vroegere leer meester in het openbaar heeft gedaan, in weerwil van alle kritiek op deze man. Willemsen zei over hem het volgende: Ik heug het noch zoo wel/ als of het gisteren gebeurd was/schoon het reeds 57 jaaren geleeden is/ dat ik/ bij het eindigen van het eerste Akademiejaar. en mijn vertrek/ bij gelegenheid/ naar Middelburg, mijn afscheid van zijn Hoogeerw: nee- mende/ hij mij met zoo veele tederheid en gemoeds aandoeninge toesprak en mij onder het oog bragt/ dat/ wilde ik een recht Godgeleerde worden/ ik van de Heere zeiven moest geleerd worden waarheid in myn binnenste en wysheid in het ver borgene. En/ wilde ik een goed Herder van Jezus' schaapen worden/ ik dan zelf tot een schaapje van Jezus moest vernieuwd en geheiligd worden-11. Willemsen heeft zijn leermeester niet teruggezien, want in diezelfde zomer werd Röell ernstig ziek en overleed op 12 juni 1718. Een jaar later (22 september 1719) overleed ook Franciscus Burmannus. Aan de Akademie van Utrecht was een tweetal vacatures ontstaan. Eén der plaatsen werd vervuld door Johannes Ens uit Lingen, die als predikant beroepen werd te Utrecht, met volmacht om lessen in de theologie te geven. Als opvolger van Franciscus Burmannus werd benoemd 'den dierbaaren Godsman. den hoogeerwaardigen en hooggeleerden Fredericus Adolphus Lampe'32. Willemsen beperkte zich ertoe alleen de colleges van Van Alphen en Lampe te volgen. Van beiden heeft hij veel mogen leren, maar het is vooral de laatstge noemde geweest die een blijvende invloed op hem heeft gehad. Deze man heeft zo'n diepe indruk op hem gemaakt, dat hij niet anders dan met grote bewonde ring over hem kon spreken. Zo zegt hij later over Lampe: Waarlijk/ geliefden, daar lag als een glans van godzaligheid op zijn aangezigt. Hij was inderdaad/ als Henoch, een wandelaar met God. Hij was eene STAR VAN DE EERSTE GROOTTE aan de Utrechtse Akademiehemel. Hij was een uitmuntend SIERAAD van het Stichts Atheen. Ja eene eer van Christus33. 29. Vgl. De Jong, Nederlandse kerkgeschiedenis239. 30. Op de inhoud van de Vijf Walcherse Artikelen wordt in hoofdstuk 3 nader ingegaan. 31Willemsen. Een graaggetrouw dienaar, 149. 32. Ibidem. 150. 33. Ibidem. 153. 40

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1991 | | pagina 74