het jaar voor zijn overlijden Jacobus Willemsen als proponent had horen preken, tegen één van zijn vrienden had gezegd: 'Ik wenste wel, wanneer de Heer mij van mijn post zal aflossen, dat mij die jongeling ten opvolger gegeven wierd'50. Willemsen beschouwde dit als een bijzondere wenk van Gods voorzienigheid. Een tweede bijzonderheid zag hij in het feit. dat hij te Vlissingen dezelfde plaats ging innemen die tot 1691 was bezet geweest door zijn grootvader De Cliever, en sindsdien door Jacobus Fruytier en Abraham Ratél. Willemsen werd op 30 juli 1725 bevestigd door Johannes Verschuring. In de middag deed hij intrede met de woorden uit Deuteronomium 23:10 en 11. Juist in de tijd dat Willemsen te Vlissingen werd beroepen, was daar de predi kant Servatius Hasevoet overleden. Laatstgenoemde was getrouwd geweest met een nicht van de vader van Jacobus Willemsen. Deze Hasevoet was eveneens een typisch Coccejaans prediker. Als leerling van Campegius Vitringa behoorde hij tot de zogenaamde ernstige Coccejanen51. Reeds als student, en mogelijk nog veel eerder, had Jacobus Willemsen contact met Hasevoet, hetgeen blijkt uit een brief in het Latijn die Hasevoet in 1722 aan Willemsen gezonden heeft52. Te Vlissingen was naast Willemsen nog een zestal predikanten werkzaam. Deze collega's moedigden hem zeer aan en stonden hem in liefde bij. Maar niet alleen zij, er waren daar ook 'Vaders in Christus' en Debora's, 'moeders in Is raël'. Willemsen zegt over hen: Zij wezen mij de godzaligen aanook de jonge kinders in Christus en de meerge vorderden in de genade, zonder onderscheid van rangook in de laagere hutten der armen, die ook arm van geest waren. Daar verenigde ik mij hartelyk mede/ en leerde veel van hen. Zij wekten mij op tot het houden van godvruchtige gezel schappen. Mijn hart was bereid53. Uit het bovenstaande blijkt, dat Willemsen eenzelfde aanpak voorstond als zijn leermeester Lampe. Ook hij was een voorstander van het houden van 'gezel schappen' waarop de ware vromen elkaar konden ontmoeten en konden spreken over hun geestelijk ervaringen54. Evenals bij Lampe openbaarde zich bij Willem sen een sterk gericht-zijn op de geloofsbeleving. Willemsen werkte te Vlissingen onder aangename omstandigheden. 'Party schap was er geheel niet. Wij leefden als broeders en zusters in vrede', zegt hij later55. Hij bleef echter ook hier niet langer dan twee en een halfjaar. Op 20 juli 1727 ontving hij een beroep uit zijn geboortestad Middelburg. Hoewel zijn hart zeer verbonden was aan zijn gemeente te Vlissingen. kreeg hij toch de 'vrijmoedig heid' om de roep uit Middelburg 'gewillig en blij willig op te volgen'. Het vertrek kon echter niet meteen plaatsvinden, want juist voordat hij zich hiervoor gereed 50. De Vrijer, Ds. Bernardus Smytegelt 41. vermeldt een zelfde uitspraak van Ds Thilenius met betrekking tot Smytegelt. 51. Vgl. H. de Jong. 'Ds. Servatius Hasevoet'. 52. Zeeuwse Bibliotheek, handschriften Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschap pen (KZGW), hs. 1935. 53. Willemsen, Een graaggetrouw dienaar, 169. 54. Vgl. Snijders. Friedrich Adolf Lampe, 95. 55. Willemsen. Een graaggetrouw dienaar, 170. 45

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1991 | | pagina 79