zou maken, werd hij overvallen door een zware ziekte. Pas op 21 december 1727
was hij in staat zijn afscheidspreek te houden. Na een 'teder' afscheid verliet hij
Vlissingen en kwam over naar zijn 'dierbaar' Middelburg.
Middelburg (1728-1780)
Op 4 januari 1728 werd Jacobus Willemsen te Middelburg bevestigd door Johan
nes Plevier, met een preek over Hebreeën 8:7 en 1756. Johannes Plevier (1685-
1762) was een duidelijke representant der Coccejaanse richting en stond bekend
als een zeer verdraagzaam en vredelievend man. Van zijn hand verschenen meer
dere theologische werken. Hij gold als één der meest scherpzinnige bijbeluitleg
gers van zijn tijd57. In de namiddag deed Willemsen intrede met een preek over
Hooglied 7:11-13:
Kom, mijn liefste laat ons uitgaan in het veld. Laat ons vernachten op de dorpen.
Laat ons vroeg ons opmaken naar de wijnbergen. Laat ons zien, of de wijnstok
bloeit...58.
Collega's te Middelburg
Willemsen was te Middelburg de opvolger van Balthazar Bodaan. Om gezond
heidsredenen had deze predikant het ambt moeten neerleggen. Te Middelburg
trof Willemsen een negental collega's, te weten: Bemardus Smytegelt, Jacobus
Glay, Jacobus Leydekker, Carolus Tuinman, Henricus de Frein, Johannes Plevier,
Hendrik Willem Coetier, Gerhardus van Hemert en Wilhelmus Koning. De vijf
eerstgenoemden waren allen al meer dan 25 jaar predikant te Middelburg, het
geen betekent dat zij al sinds de vroegste kinderjaren van Willemsen daar werk
zaam waren. Vooral deze ouderen moet Willemsen daarom goed gekend hebben.
Een echte geestverwant of leerling was hij echter niet van hen. De oudste in
dienstjaren te Middelburg was Bernardus Smytegelt (1665-1739). In meer dan
één opzicht was er verschil tussen deze toen al bekende prediker en Jacobus Wil
lemsen. Allereerst was er het grote verschil in leeftijd en situatie waarin zij ver
keerden. Smytegelt was reeds ruim de 60 jaar gepasseerd en was in de nadagen
van zijn kerkelijke loopbaan, Willemsen daarentegen telde nog geen 30 jaar en
stond welbeschouwd nog aan het begin van zijn levenswerk. Ook was er verschil
in theologische standpunt. Smytegelt stond, als leerling van Hermanus Witzius
en Melchior Leydekker, in de lijn van Voetius59. Willemsen stond als leerling van
Lampe in de lijn van Coccejus. Volgens M.J.A. de Vrijer had Smytegelt niet zo
veel op met Lampe. Hij vermeldt namelijk dat Smytegelt zich omstreeks 1729,
vlak na het overlijden van Lampe, in de Koorkerk de volgende woorden liet ont
vallen: 'Lampe lijkt op een stinkende vuile lamp'60. Of de mededeling van De
56. Plevier, De Handelingen der apostelen verklaard.
57. BLGNP, dl 1, 254 en 255.
58. Willemsen, Eene keurige verzameling, 11-75.
59. De Vrijer, Ds. Bernardus Smytegelt, 16.
60. Ibidem, 62. De Vrijer noemt echter geen bewijsplaats. Hij meent dat met deze weinig ver
heffende zinspeling Smytegelt partij trok voor zijn vroegere collega Jacobus Fruytier, die een
scherpe polemiek heeft gevoerd met Lampe. Fruytier verweet Lampe, dat zijn theologie niet
vrij was van Roëllianisme. Merkwaardig is in dit verband ook dat ds De Beveren, de opvolger
en biograaf van Smytegelt, begint met een citaat van Lampe, vgl. B. Smytegelt, Des christens
heil en cieraat, Voorrede, 20.
46