ter gemaakt als preeknotuliste74. Reeds vanaf 1716 is zij hiermee begonnen. Zo heeft zij vele preken genoteerd van Petrus Immens, welke later door Willemsen zijn uitgegeven onder de titel: De godvruchtige avondmaal ganger''5. Zij volgde ook de openbare catechisatie bij Voget, om zich hierdoor te oefenen in godgeleerde vragen76. Zij was betrokken bij een aantal vrome gezelschappen. Waarschijnlijk heeft zij Jacobus Willemsen al uit zijn jeugd gekend, zeker is dit echter niet. Feit is, dat zij vanaf het eerste moment dat Willemsen te Middelburg predikant werd, meteen is begonnen vele van zijn preken op schrift te stellen77. Pieter Boddaert (1694-1760) Ook hij was één van de personen met wie Willemsen nauw contact ging onder houden. Bijzonderheden betreffende zijn persoon en leven geeft vooral S.D. Post78. Boddaert had zich, na te Leiden te hebben gestudeerd, als advocaat geves tigd te Middelburg. Tevens was hij in 1718 benoemd tot griffier van het Leenhof van Vlaanderen en van de Admiraliteit van Zeeland. Van de Admiraliteit werd hij in 1748 secretaris. Hij was een groot liefhebber van de letteroefeningen, waarin hij erg veel samenwerkte met Pieter de la Rue. In 1717 verscheen van hen beiden, in samenwerking met Johan Steengracht, een bundel gedichten79. Na één jaar verscheen van deze bundel het tweede deel, in 1728 een tweede druk van het geheel. De bundel bevat gedichten in velerlei genres: herderszangen, brieven, bruiloftsliederen etc. Hoewel de dichters uitdrukkelijk afstand wilden nemen van het genre hekeldichten, werden door hen wel de zogenaamde 'fijnen' op de kor rel genomen. In 1726 verscheen er echter van P. Boddaert een bundel gedichten met heel andere inhoud. Er had intussen een grote verandering in zijn leven plaatsgevon den. Hij verhaalt hierover in zijn Levensbeschrijving80. Het middel tot zijn beke ring, welke plaats vond in 1719, was de eerder genoemde Swancke geweest. Deze had namelijk op een avond, waarop enkele geestelijke gedichten van Swancke waren besproken, indringend met Boddaert gesproken. Boddaert was in tranen uitgebarsten, omdat hij was gaan zien dat hij een zondaar was. Na veel gebed, bijbellezen, meditatie en gesprekken met Swancke, was hij eindelijk be wogen zich 'over te geven aan den Heere Jezus'. De 'fijnen' waar hij vroeger zo geducht mee kon spotten werden toen zijn vrienden. Hij bezocht daarna gezel schappen die onder leiding stonden van onder andere De Frein en Immens. De ernst van het leven ondervond hij ook in zijn gezin: binnen drie dagen tijd ver loor hij twee zoontjes door de dood. Stichtelijke poëzie bleef hij beoefenen. Het werk van Boddaert stak duidelijk ver boven het werk der anderen uit. Van zijn bundel geestelijke gedichten verscheen dan ook een viertal drukken81. Jacobus Willemsen, die met Boddaert nauwe betrekkingen ging onderhouden, zou in zijn preken en geschriften zijn verzen vele malen aanhalen. 74. Te Middelburg had men meer van dergelijke preeknotulisten: zo zijn al de uitgegeven pre ken van Bemardus Smytegelt destijds genoteerd door ene Maria Boter. 75. In par. 5 komt dit werk nader aan de orde. 76. M.E Winckelman, Het godvruchtig leven. 11. Zeeuwse Bibliotheek, handschriften KZGW, hss. 6284. 6287 en 6288. 78. Post, Pieter Boddaert. 19. Het was een anonieme uitgave, onder de titel: Dichtlievende tydkortingen, Leiden 1717. 80. Pieter Boddaert. Nagelaten mengelgedichten, en: Levensbeschrijving van wylen den here mr Pieter Boddaert, mitsgaders de lykzangen op zyn ed. overlydenMiddelburg 1761. 81Boddaert. Stichtelijke gedichten 49

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1991 | | pagina 83