een te aanvaarden. Hij vroeg zich af of zijn krachten wel toereikend waren. Hij kon nu juist zijn werk weer volledig doen. Was het dan verstandig om daarbij nog weer nieuw werk op zich te nemen? Toch liet hij zich overreden en de 21e september van datzelfde jaar hield hij zijn inwijdingsrede, getiteld: 'De angelis Ecclesiae mysticis'103. Nieuw werk wachtte Willemsen, hetgeen hij spoedig ter hand nam104. Tot zijn dood toe zou hij deze taak blijven vervullen. Politieke onrust en verheffing stadhouder Willem IV In datzelfde jaar 1740 stierf te Oostenrijk keizer Karei VI. Dit betekende het begin van een turbulente periode die in Nederland het Tweede stadhouderloze tijdperk (1702-1747) zou afsluiten. Karei VI werd opgevolgd door zijn dochter Maria Theresia. Dit werd echter niet door een ieder begeerd en gaf daarom grote problemen. De Oostenrijkse successieoorlog was het gevolg. Omdat de Repu bliek, waartoe ook Zeeland behoorde, de Pragmatieke Sanctie had getekend, was zij verplicht Maria Theresia te hulp te komen. Dit had echter enige nare conse quenties. De Oostenrijkse successieoorlog viel namelijk samen met vijandelijk heden tussen Engeland en Frankrijk. Omdat nu de Republiek samen met Enge land haar steun verleende aan Maria Theresia, kwam ook zij in botsing met Frankrijk. Voor Zeeland ging het er heel bedenkelijk uitzien. Daar kwam bij dat zowel het leger als de vloot in een desolate toestand verkeerden. Men maakte zich echter gereed om de mond van de Schelde te verdedigen. In 1744 maakte Frankrijk duidelijk dat het de grenzen der Zuidelijke Nederlanden niet langer zou ontzien. Zij ging over tot een inval om daardoor de Republiek tot een afzonder lijke vrede te dwingen. De dreiging van buiten veroorzaakte ook grote interne spanningen. De regerende regentenpartij werd steeds duidelijker geconfronteerd met de roep van het volk om een Oranje. In Friesland, Groningen, Drente en Gel derland regeerde een nakomeling van Jan van Nassau: Willem Karei Hendrik Friso. In Overijssel, Utrecht, Holland en Zeeland hadden de regenten dit nog steeds kunnen tegenhouden. In deze benauwde tijden begon de roep echter steeds luider te klinken. Onder zware druk van de bevolking werd zo in april 1747 Wil lem IV eerst te Veere gehuldigd als markies en spoedig daarna te Middelburg tot stadhouder, admiraal-generaal en kapitein van Zeeland verkozen. Zonder onrust en oproer verliep het allemaal niet. Ook de Staten van Zeeland hadden tot ver heffing van de prins tot stadhouder besloten. Een aantal afgevaardigden werd tot hem gezonden en de le mei 1747 antwoordde de prins, dat hij de opgedragen ambten aanvaardde. Spoedig zou hij naar Zeeland komen. Dit gebeurde de 19e mei. Eerst bezocht hij Veere en de dag daarop Middelburg, waar hij de eed als stadhouder van Zeeland aflegde105. Ook de volgende dag, zondag 21 mei, ver bleef hij nog te Middelburg. Hij woonde de eredienst bij in de Nieuwe Kerk. Het was Jacobus Willemsen die in deze zeer gedenkwaardige dienst het Woord mocht bedienen. Hij koos voor die gelegenheid de woorden uit Zacharia 9:16: En de Heere, hun God, zal ze te dien dage behouden, als zijnde de kudde Zijns volks; want gekroonde stenen zullen in Zijn land, als eene banier, opgericht wor den. 103. Dat is: 'Over de geheimzinnige engelen der gemeente'. 104. In hoofdstuk 2 wordt hierop nader ingegaan. 105. Van Empel en Pieters, Zeeland door de eeuwen heen, dl 2, 478. 56

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1991 | | pagina 90