Willemsen126. Uit deze brieven van Boddaert blijkt het volgende: Boddaert had
reeds eerder een aantal stellingen met betrekking tot het leerstuk der rechtvaardi
ging op papier gezet. Hij had deze ter lezing gegeven aan een neef van hem, die
deze op zijn beurt ter lezing had doorgegeven aan Willemsen. Willemsen had er,
na ze te hebben doorgenomen, kennelijk een gunstig oordeel over uitgesproken.
Niettegenstaande enige bedenkingen die hij wel had, was door hem vastgesteld
dat Boddaert in zijn stuk geen 'grondwaarheden benadeelde'. In de brief d.d. 11
november 1754 spreekt Boddaert hierover zijn dank uit, terwijl hij tevens ver
meldt dat ook 'de oudere Heer' professor Schultens zijn epistel had doorgeno
men en dat hij naast nog andere godgeleerden hetzelfde oordeel als Willemsen
had geveld127. Ingaande op de bedenkingen die Willemsen nog had, was door
Boddaert wederom één en ander aan het papier toevertrouwd en aan Willemsen
werd verzocht ook dit nog door te nemen. Willemsen heeft blijkbaar spoedig ge
reageerd, want de volgende brief (d.d. 10 januari 1755) van Boddaert is een reac
tie op het antwoord van Willemsen.
Uit het bovenstaande wordt duidelijk, dat achter de controverse betreffende de
Walcherse artikelen een hele richtingenstrijd schuilging128. Achter de schennen
waren dus veel meer mensen met deze zaak bezig. Uit de briefwisseling blijkt,
dat Boddaert o.a. met Willemsen contact heeft gehad over de juistheid van het
door hem ingenomen standpunt129. Midden in de strijd (28 januari 1759) kwam
Boddaert echter plotseling te overlijden. Velen betuigden hun deelneming met dit
verlies in een lijkdicht. Door de zoon van Boddaert werd enige tijd later een bun
del uitgegeven, waarin naast de lijkzangen eveneens een levensbeschrijving en
nagelaten gedichten waren opgenomen. De voorrede, die nog geheel in het teken
staat van de gevoerde polemiek, wordt gevolgd door een gedicht van Willemsen:
"Het heilig leven en heilig sterven van Jehovaas Heiligen, vertoont in den Wele
delen Gestrengen Heere, den Heere Mr. Pieter Boddaert...'. Uit dit gedicht kon
een ieder die het mogelijk nog niet wist, opmaken aan welke zijde Willemsen
zelf stond in de gevoerde polemiek. De strijd woedde na de dood van Boddaert
onverminderd verder. Vele strijdschriften werden in het licht gegeven, waarin
men niet zuinig was met scheldwoorden. Ook Holtius meende zich niet afzijdig
126. Zeeuwse Bibliotheek, handschriften KZGW, hs. 2015 (d.d. 11-11-1754) en hs. 2007
(d.d. 10-1-1755). De handschriften zijn ingeschreven als 'brieven aan Willemsen'. In de brie
ven zelf wordt de naam van Willemsen echter niet vermeld.
127. Uit 'oudere Heer' blijkt, dat prof. Albertus Schultens (1686-1750) is bedoeld. Boddaert
was dus al een heel aantal jaren met dit leerstuk bezig.
128. Het betreft de richtingen die elkaar bestreden over de Rechtvaardigmaking van Eeuwig
heid. Door A. Comrie en N. Holtius werd deze verdedigd, terwijl de Leidse professoren J. van
den Honert en J.J. Schultens bezwaren opperden. Brahé koos partij voor de eerst genoemden,
terwijl Boddaert en Willemsen achter Schultens stonden. Schultens had in 1755 een omvangrijk
geschrift gepubliceerd Uitvoerige waarschuwing op verscheide stukken der kategismusver-
klaaringe van Alexander Comrie... ter verdediging van de Zwolse predikant A. van der Os.
Laatst genoemde beriep zich namelijk op Vitringe en Lampe. Schultens stuurde aan Boddaert
en Willemsen een exemplaar van zijn werk, hetgeen door hen onder dankzegging (en instem
ming) werd aanvaard. Vgl. R. A. Bosch, Het conflict rond Antonius van der Os, 127.
129. Opgemerkt is, dat door Boddaert in zijn anoniem verschenen geschrift een verbazend
groot aantal citaten is gegeven uit theologische werken. Zelf was hij geen theoloog en het lijkt
niet waarschijnlijk dat hij al deze werken in zijn bezit heeft gehad. Eén man had ze in ieder
geval wel: Jacobus Willemsen! Veilingcatalogi tonen dit aan.
61