steld43. Geen van de hiervoor genoemde gevallen waarin burgers uit andere ste
den zelf zegelen, vertoont overeenkomsten met de beoorkonding in Middelburg
uit 1263. Het gaat in die andere steden bijvoorbeeld om burgers die zegelen als
borg of om poorters die een leenverhouding zijn aangegaan. In de ene oorkonde
uit Nijmegen waarin het gaat om de bezwaring van onroerend goed, treden de
schepenen van die stad helemaal niet op44.
De gedachtegang die tot het misverstaan van onderhavige bezegeling heeft ge
leid, is dus gezien het voorhanden materiaal wel begrijpelijk. In Middelburg, zo
zal de redenering hebben geluid, zal de gang van zaken niet belangrijk zijn afge
weken van die in de overige Nederlandse steden. Verplicht immers niet de stads
keur van Middelburg dat overdracht van onroerend goed door burgers ten over
staan van schepenen geschiedt45? Is het daarom niet ondenkbaar dat de oorkonder
zelf het stuk heeft bezegeld en ligt het niet voor de hand dat Middelburgse sche
penen door middel van hun zegels de verkoop hebben bekrachtigd?
De reconstructie van de geschonden bezegeling van het charter van 2 juli 1263
maakt evenwel duidelijk dat de voorgaande redenering voor Middelburg niet op
gaat. Bovendien is deze oorkonde voor Middelburg geen unicum. Willem, al dan
niet samen met zijn vrouw Badeloge, is niet de eerste Middelburgse poorter
waarvan bekend is dat hij een eigen zegel voert. Reeds op 5 augustus 1248 beze
gelt de Middelburger Nikolaas van de Put zelf de oorkonde waarin hij de helft
van zijn goederen aan het Duitse Huis te Utrecht vermaakt46. De gang van zaken
op dat moment is trouwens in meer opzichten gelijk aan die in 1263. Ook de oor
konde uit 1248 is door de abt van Middelburg meebezegeld - zij het deze keer
samen met twee andere geestelijken, namelijk de gardiaan van de minderbroe
ders te Middelburg en de deken van Walcheren - en ook in dit geval zijn schepe
nen van Middelburg getuigen, maar geen zegelaars. De verkoopacte van 25
maart 1292 gaat zelfs een stap verder. Ook deze rechtshandeling is door een
poorter van Middelburg, Willem Stuivezant, beoorkond en bezegeld onder ver
melding van de schepenen van de stad als getuigen47. Deze Willem is evenwel de
enige zegelaar. Klaarblijkelijk is zijn zegel samen met de als getuigen genoemde
schepenen van Middelburg in deze zaak bewijskrachtig genoeg geweest. Ook
wat betreft de beeldenaar is het zegel van Willem (en Badeloge) niet een unieke
verschijning. De afbeelding op het zegel van de zojuist genoemde Willem Stui
vezant - een stadspoort met drie torens - vertoont een opvallende verwantschap
met onderhavig zegel48. Wij moeten dus vaststellen dat in een drietal zaken die
43. In een in afschrift overgeleverde oorkonde van 14 sept. 1280 worden de zegels van twee
Dordtse burgers aangekondigd (Van den Bergh, OHZ, II, nr 405); niet in het CSN vermeld zijn de ze
gels van enige Dordtse burgers aan een oorkonde van 4 mrt 1290 (J.L. van Dalen (ed.), 'Oorkonden
en regesten betreffende de stad Dordrecht en hare naaste omgeving tijdens het grafelijke huis van
Holland. 1006-1299'. Bijdragen en mededeelingen van het Historisch Genootschap (gevestigd te
Utrecht33 (1912). nr 118. ad 1291 mrt 24.
44. Vgl. de in noot 42 genoemde oorkonde uit Nijmegen.
45. De keur van 1217 artikel 37 (Koch, OHZ, I, nr 386), die van 1254 artikel 62 (Kruisheer, OHZ,
II, nr 996).
46. Kruisheer, OHZ, 11, nr 767; zegel afgebeeld in CSN, nr 1135.
47. Van den Bergh, OHZ, II. nr 819; zegel afgebeeld in CSN, nr 1247.
48. Beeldenaren met een dergelijke symbool van hel poorterschap treffen wij ook elders aan: bv.
het zegel van Hugo Willemsz., schepen van Aardenburg. met een wapen met drie stadspoorten (CSN,
nr 957) ol' dat van Jan Nieuwbakken poorter van Xanten. aan een oorkonde van 21 mei 1282 met de
afbeelding van een stadspoort met drie torens (Dijkhof, OGZ, Grafenthal, nr 1282.05.21).
69