dracht van onroerend goed; die van 25 maart 1292 op naam van Willem Stuive- zant is geen akte van verkoop, maar een eenzijdige verklaring van de verkoper dat hij voor vier schepenen de overdracht heeft bewerkstelligd52. In de zienswijze van Cerutti bezitten de drie oorkonden geen afwijkende vorm waarvoor een ver klaring moet worden gezocht. De kritiek van Cerutti op de voorbeelden van Gosses lijkt mij echter niet te recht. Wat betreft de oorkonde uit 1263 heb ik reeds de onjuistheid van zijn op vattingen aangetoond. Het nog voorhanden zegel is immers dat van de oorkon- der(s) en niet van het schepencollege; de abt zegelt op verzoek van de oorkonders en niet op wens van schepenen. Ook diens interpretatie van de oor konde uit 1292 is onjuist. De inhoud van dit stuk is mijns inziens niet anders op te vatten dan als de verkoop van een stuk land. hetgeen is beoorkond en bezegeld door de verkoper zelf met schepenen van Middelburg als getuigen. De oorkonde uit 1248 tenslotte is, gelijk Cerutti stelt, een testament. Dit argument lijkt mij evenwel al te formalistisch van aard. De keur van de stad Middelburg schrijft im mers voor dat 'neghen portre ne mach gheuen ghichte van lande zonder vor de schepene van Middelburg'53 en specificeert dus niet de vorm van de overdracht - verkoop of schenking - of het moment van levering - onmiddellijk dan wel na overlijden. Ook de andere, meer algemene bezwaren van Cerutti tegen het betoog van Gosses zijn niet echt overtuigend. Dat elders schepenoorkonden wel een justi tieel karakter bezitten, is misschien wel correct54, maar zegt in principe niets over een eventuele afwijkende gang van zaken in Zeeland Bewestenschelde. Het ge bruik van een dergelijke argument doet te kort aan mogelijke regionale verschil len. De opmerking van Cerutti tenslotte dat het ontbreken van de schout in de oorkonde niet diens afwezigheid bij de rechtshandeling impliceert, is zeker niet onaannemelijk, maar bij gebrek aan gegevens te staven noch te laken. Het afwijzen van de kritiek van Cerutti houdt in dat wij nog steeds een verkla ring behoeven voor het ontbreken van de zegels van schepenen van Middelburg aan de drie genoemde oorkonden. Het betekent echter niet dal wij de zienswijze van Gosses op dit punt delen. Voor laatstgenoemde vormen de rechtshandeling, de actio, en de beoorkonding, de conscriptio, één geheel. Hij distilleert immers uit de vormgeving van de oorkonden de vorm van de rechtshandeling. Het lijkt mij dat Cerutti ook deze mening zal hebben gehuldigd. Zijn poging de door Gos ses gegeven voorbeelden te ontkrachten impliceert immers een gelijke opvatting op dit punt. Cerutti lijkt met zijn opmerking over de rol van de schout in rechts handeling en beoorkonding een scheiding tussen beide aan te brengen, een dui delijke andere visie dan Gosses ontwikkelt hij echter niet. Toch is dit onderscheid essentieel voor een verklaring van de afwijkende gang van zaken te Middelburg. Om de actio en de conscriptio van elkaar te kunnen onderscheiden, dienen wij de omgeving te kennen waarin beide zijn vorm gege- 52. Cerutti. 'De schepenbank in de Brabantse stad', 51-53. 53. Aldus artikel 62 van de keur uit 1254 (Kruisheer. OHZ. II, nr 996): vgl. Koch, OHZ, I, nr 386, artikel 37. 54. In oostelijk Nederland in ieder geval wel: vgl. de hiervóór in noot 39 genoemde Nijmeegse schepenoorkonde. 71

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1992 | | pagina 105