van Middelburgh"" bekrachtigd geweest. De reden voor twee uitvaardigingen binnen enkele dagen van dezelfde rechtshandeling moeten wij ongetwijfeld zoe ken in het verschil in de bezegeling. Alleen op dat punt immers wijken beide stukken echt van elkaar af. Niet het ontbreken van de zegels van de vier Middel burgse geestelijken aan het tweede charter is hier van belang; zij hadden immers de rechtshandeling al bekrachtigd. Het wezenlijke verschil tussen beide stukken is de vervanging van de zegels van een aantal schepenen door het zegel van de stedelijke gemeenschap. De reden voor de heruitvaardiging van deze stichtings- acte moet dus zijn geweest dat de eerste oorkonde op het punt van de bezegeling niet voldeed. Hoewel Hendrik Braam in geen van beide stukken poorter van Middelburg wordt genoemd, mogen wij hem wel als zodanig beschouwen. Uit een verklaring die hij op 12 januari 1313 aflegt ten aanzien van de herkomst van de goederen bestemd voor deze stichting, blijkt onder meer dat hij een deel van een stenen huis te Middelburg bezit en bewoont''2, hetgeen slechts aan poorters is toegestaan''3. De reden waarom deze bezegeling niet heeft voldaan moet dus zijn geweest dat in de eerste oorkonde een poorter van de stad onroerend goed heeft vervreemd door middel van een oorkonde die is bekrachtigd met de zegels van een aantal schepenen in plaats van met het zegel van het college van burgemees ters, schepenen en raad, namens de gezamenlijke burgers van de stad. Naar de re den waarom de eerste oorkonde niet conform de geldende gebruiken is uitge vaardigd, kunnen wij slechts gissen. Is deze gewoonte reeds in onbruik aan het raken of proberen schepenen op deze wijze hier veranderingen in aan te brengen? Hebben de betrokken personen gedacht niet met de gebruiken in conflict te ko men door de twee schepenen ten overstaan van wie de handeling is geschied, niet te laten meezegelen94, of heeft de geestelijke status van de oorkonder onduidelijk heid omtrent diens poorterschap veroorzaakt? Hoe dit ook zij, gezien de heruitvaardiging op 12 december is de eerste oor konde klaarblijkelijk niet volgens de geldende gebruiken uitgevaardigd. Wat reeds uit het materiaal uit de dertiende eeuw blijkt, wordt ook nog in 1312 duide lijk in praktijk gebracht. Rechtshandelingen verricht door burgers van Middel burg worden niet beoorkond onder de zegels van schepenen. Ook hier zien wij de scheiding tussen actio en conscriptio. De rechtshandeling dient juist ten over staan van schepenen te geschieden, bij de beoorkonding zegelen deze functiona rissen het stuk echter niet zelf. Indien de partijen toch een oorkonde met een ste delijk zegel wensen, wordt het zegel van de stedelijke gemeenschap aan de oorkonde gehecht. Burgers hebben hierin duidelijk een uitzonderingspositie in genomen. Voor personen van buiten de stad zegelen schepenen immers wel. Voor het ontbreken van de zegels van schepenen aan de oorkonde van 1248, 1263 en 1292 kunnen wij nu de reden vaststellen. Het is niet het gebruik in Mid delburg dat schepenen dergelijke oorkonden bezegelen. Indien in 1263 de oor- konders. Willem en Badeloge, of de begunstigde, abdis en convent van Rijns- 91Dus het zegel van de gezamenlijke burgerij; zie noot 84 hiervóór. 92. Fruin, Het archief der O.L.V. abdij, regest nr 128. 93. Zie artikel 65 van de Middelburgse keur van 1254 (Kruisheer, OHZ. II, nr 996). 94. De rechtshandeling is verricht ten overstaan van twee schepenen; hun namen treffen wij niet aan onder de schepenen die de oorkonde met hun zegels hebben bekrachtigd. 80

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1992 | | pagina 114